1 Samuël 21:8-10
Het Boek
8 David vroeg Achimélech of hij een speer of een zwaard had dat hij mocht gebruiken. ‘De opdracht van de koning vereiste zoʼn haast en ik ben er zo snel vandoor gegaan, dat ik geen wapen kon meenemen,’ legde David hem uit. 9 ‘Dat komt goed uit,’ meende de priester, ‘want ik heb hier het zwaard van de Filistijn Goliath die u zelf in het Terebintendal hebt gedood. Het ligt in een mantel gewikkeld in de kleedkamer. Als u wilt, kunt u dat nemen, want iets anders hebben wij hier niet.’ ‘Wat wil ik nog meer,’ zei David, ‘geef me dat zwaard maar!’
10 David vervolgde haastig zijn weg en vluchtte verder weg voor Saul. Zo kwam hij bij koning Achis van Gath.
Read full chapterHet Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.