Add parallel Print Page Options

19 ‘Ik ben de ziener,’ antwoordde Samuël. ‘Gaat u maar voor mij uit de heuvel op, dan kunnen wij samen eten, morgenvroeg zal ik u alles vertellen wat u wilt weten en u op weg sturen. 20 En maak u niet bezorgd om die ezelinnen die drie dagen geleden zoek raakten, want zij zijn inmiddels teruggevonden. Bovendien, weet u wel dat alle rijkdommen van Israël van u zijn?’ 21 ‘Neem mij niet kwalijk, meneer,’ zei Saul, ‘maar ik ben van de stam Benjamin, de kleinste van Israël, en mijn familie is de onbelangrijkste van alle stamfamilies! Waarom spreekt u zo tegen mij?’

Read full chapter