Add parallel Print Page Options

14 Ze verlieten de steden waar ze woonden en trokken naar Juda en Jeruzalem, omdat ze van Jerobeam[a] en zijn zonen geen priesters voor de Heer meer mochten zijn. 15 Want Jerobeam had altaren op de heuvels gebouwd. Die waren voor de aanbidding van geesten en van de gouden kalveren die hij had laten maken. En hij wees zelf priesters voor die altaren aan.

16 Daarna kwamen ook allerlei andere mensen naar Jeruzalem die graag de Heer, de God van Israël, wilden dienen. Zij wilden aan de Heer offers blijven brengen.

Read full chapter

Footnotes

  1. 2 Kronieken 11:14 De Israëlieten hadden inmiddels Jerobeam tot koning gekroond over de andere tien stammen. Lees 1 Koningen 12:20.