Add parallel Print Page Options

13 Je zag er schitterend uit met je goud en zilver, en met je kleren van fijn linnen en zijde en prachtig borduurwerk. Je at koninklijk eten: fijn meel, honing en olijf-olie. Je was prachtig geworden. Zo groeide je op om koningin te worden. 14 Je werd beroemd bij de volken omdat je zo mooi was. Want dankzij Mij was je werkelijk prachtig geworden, zegt de Heer.[a]

15 Maar jij vertrouwde op je schoonheid. Je werd ontrouw aan Mij, je Man. Je ging naar andere mannen![b] Je verlangde naar iedere man die voorbij kwam. Je wilde je aan elke man weggeven.

Read full chapter

Footnotes

  1. Ezechiël 16:14 Hiermee wordt bedoeld dat Israël van de Heer een prachtig land kreeg met grote welvaart.
  2. Ezechiël 16:15 Jeruzalem/Israël, nog steeds vergeleken met een vrouw, verlangde naar andere 'mannen'. God is in deze vergelijking de man met wie ze getrouwd is. God wil dat Israël op Hem vertrouwt. Maar ze zoekt hulp bij andere 'mannen:' andere goden, maar ook andere landen. De ene keer wilde Israël een verbond met Assur tegen Egypte, de andere keer een verbond met Egypte tegen Assur.