Add parallel Print Page Options

15 Maar jij vertrouwde op je schoonheid. Je werd ontrouw aan Mij, je Man. Je ging naar andere mannen![a] Je verlangde naar iedere man die voorbij kwam. Je wilde je aan elke man weggeven. 16 Je spreidde je kleren als bed uit op de heuvels en je gedroeg je als een hoer.[b] Zoiets is nog nooit gebeurd, en zoiets mág ook niet gebeuren. 17 Van de gouden en zilveren sieraden die Ik je had gegeven, heb je godenbeelden gemaakt. Die heb je aanbeden. Zo was je ontrouw aan Mij.

Read full chapter

Footnotes

  1. Ezechiël 16:15 Jeruzalem/Israël, nog steeds vergeleken met een vrouw, verlangde naar andere 'mannen'. God is in deze vergelijking de man met wie ze getrouwd is. God wil dat Israël op Hem vertrouwt. Maar ze zoekt hulp bij andere 'mannen:' andere goden, maar ook andere landen. De ene keer wilde Israël een verbond met Assur tegen Egypte, de andere keer een verbond met Egypte tegen Assur.
  2. Ezechiël 16:16 Hiermee wordt bedoeld dat de mensen bij God weggelopen waren en op de heuvels altaren hadden gebouwd waar ze andere goden aanbaden. Met het 'bed' worden die altaren bedoeld.