Add parallel Print Page Options

16 Je spreidde je kleren als bed uit op de heuvels en je gedroeg je als een hoer.[a] Zoiets is nog nooit gebeurd, en zoiets mág ook niet gebeuren. 17 Van de gouden en zilveren sieraden die Ik je had gegeven, heb je godenbeelden gemaakt. Die heb je aanbeden. Zo was je ontrouw aan Mij. 18 Je trok je prachtige kleren aan en offerde mijn olijf-olie en mijn parfum aan je godenbeelden.

Read full chapter

Footnotes

  1. Ezechiël 16:16 Hiermee wordt bedoeld dat de mensen bij God weggelopen waren en op de heuvels altaren hadden gebouwd waar ze andere goden aanbaden. Met het 'bed' worden die altaren bedoeld.