Add parallel Print Page Options

19 Ze beloofden plechtig dat ze hun vrouwen zouden wegsturen. Ze moesten een mannetjes-schaap van hun kudde offeren om vergeving te krijgen.

20 Uit de familie van Immer: Hanani en Zebadja.

21 Uit de familie van Harim: Maäseja, Elia, Semaja, Jehiël en Uzzia.

Read full chapter