Add parallel Print Page Options

33 Izaäk schrok vreselijk en zei: "Wie was het dan die daarnet het wild heeft geschoten en aan mij heeft gebracht? Ik heb van alles gegeten, voordat jij kwam. Daarna heb ik hem gezegend. Daarom zal hij ook gezegend zijn." 34 Toen Ezau dat hoorde, schreeuwde hij van woede en zei tegen zijn vader: "Zegen mij óók, vader!" 35 Maar zijn vader zei: "Je broer heeft mij bedrogen. Hij heeft jouw zegen gestolen."

Read full chapter