Add parallel Print Page Options

God valt mij aan en rukt woedend aan mijn vlees, tandenknarsend kijkt Hij op mij neer met zijn doordringende ogen.
10 De mensen bespotten me en lachen mij uit, minachtend slaan zij mij in mijn gezicht. Allemaal spannen ze tegen mij samen.
11 En God heeft mij overgeleverd aan de goddelozen, mij in handen gespeeld van kwaadwillende mensen.

Read full chapter