Add parallel Print Page Options

De stam van Jozef bestond uit twee stammen: Manasse en Efraïm.[a] De stam van Levi kreeg geen eigen gebied, maar wel steden. Ook de graslanden rond die steden, voor hun vee. De Israëlieten hebben het land verdeeld op de manier die de Heer aan Mozes had bevolen.

Het eigen gebied voor Kaleb

Op een dag gingen de mannen van de stam van Juda naar Jozua in Gilgal. Kaleb, de zoon van Jefunne, die een zoon was van Kenaz, was één van hen. Hij zei tegen Jozua: "Je weet wat de Heer tegen Mozes, de dienaar van God, over jou en mij gezegd heeft bij Kades-Barnea.

Read full chapter

Footnotes

  1. Jozua 14:4 Manasse en Efraïm waren de zonen van Jozef. Jozefs vader Jakob had besloten dat deze zonen dezelfde rechten zouden hebben als Jakobs eigen zonen. Lees Genesis 48:5. Vandaar dat ze ook ieder een eigen gebied kregen bij de verdeling van het land.