Add parallel Print Page Options

12 De dag nadat ze voor het eerst gegeten hadden van wat er in het land Kanaän groeide, viel er geen manna meer.[a] Ze kregen dus geen manna meer, maar aten dat jaar van wat er in het land Kanaän groeide.

Jozua ontmoet een gewapende man

13 Toen Jozua op een keer vlak bij Jericho was, zag hij plotseling een man tegenover zich staan met een zwaard in de hand. Jozua liep naar hem toe en vroeg: "Mijn heer, hoort u bij ons of bij onze vijanden?" 14 Maar de man antwoordde: "Geen van beide. Ik ben de aanvoerder van het leger van de Heer. Nu ben ik gekomen." Jozua knielde neer, boog zich diep en zei tegen hem: "Heer, wat komt u mij zeggen?"

Read full chapter

Footnotes

  1. Jozua 5:12 Tijdens hun reis door de woestijn had God er elke dag voor gezorgd dat ze brood te eten hadden. Lees Exodus 16.