Add parallel Print Page Options

Haar kleren waren van top tot teen vuil.[a]
Maar nooit had ze gedacht dat het zo met haar zou aflopen.
Er is niets van haar overgebleven.
Er is niemand die haar troost.

Ze roept uit:
"Heer, zie eens hoe vreselijk dit is!
Heer, zie hoe de vijand opschept over wat hij met mij heeft gedaan!
10 De vijand heeft al mijn schatten geroofd.
Ik moest toekijken hoe andere volken in mijn tempel kwamen.
Volken waarvan U gezegd had dat ze daar niet mochten komen,
zijn uw tempel binnen gegaan.
11 De bewoners van het land zoeken overal naar eten.
Ze ruilen hun sieraden voor brood.
Zo hopen ze in leven te kunnen blijven.
Zie eens, Heer, wat er van mij is overgebleven!

Read full chapter

Footnotes

  1. Klaagliederen 1:9 Jeruzalem zat onder het 'vuil:' de verschrikkelijke dingen die ze gedaan had.