Add parallel Print Page Options

Haar kleren waren van top tot teen vuil.[a]
Maar nooit had ze gedacht dat het zo met haar zou aflopen.
Er is niets van haar overgebleven.
Er is niemand die haar troost.

Ze roept uit:
"Heer, zie eens hoe vreselijk dit is!
Heer, zie hoe de vijand opschept over wat hij met mij heeft gedaan!

Read full chapter

Footnotes

  1. Klaagliederen 1:9 Jeruzalem zat onder het 'vuil:' de verschrikkelijke dingen die ze gedaan had.

Her filthiness clung to her skirts;
    she did not consider her future.(A)
Her fall(B) was astounding;
    there was none to comfort(C) her.
“Look, Lord, on my affliction,(D)
    for the enemy has triumphed.”

Read full chapter