Add parallel Print Page Options

20 Hij mag nooit een dier offeren dat niet helemaal gezond is. Want dan ben Ik niet blij met het offer. 21 Elk offerdier moet helemaal gezond zijn, of het nu een stier, een schaap of een geit is. Alleen dan ben Ik er blij mee. 22 Als een dier blind is, of iets gebroken heeft, of verlamd is, of een huidziekte heeft, dan mag dat dier niet aan Mij geofferd worden.

Read full chapter