Add parallel Print Page Options

11 ‘De koning zegt dat er een volk uit Egypte is gekomen en aan de grens van Moab zijn kamp heeft opgeslagen. Hij wil dat ik onmiddellijk naar hem toe kom om dat volk te vervloeken, in de hoop dat hij het dan met succes kan bestrijden.’ 12 ‘Ga daar niet naar toe!’ zei God tegen hem. ‘U mag hen niet vervloeken, want Ik heb hen gezegend.’ 13 De volgende morgen zei Bileam tegen de boodschappers: ‘Gaat u maar terug naar uw land. De Here staat niet toe dat ik met u mee ga.’

Read full chapter