¹⁸ Toen Jered 162 jaar was, kreeg hij een zoon: Henoch. ¹⁹ Nadat Henoch was geboren, leefde Jered nog 800 jaar. Hij kreeg nog meer zonen en dochters. ²⁰ Hij stierf toen hij 962 jaar was.

²¹ Toen Henoch^[a] (= 'toegewijd') 65 jaar was, kreeg hij een zoon: Metusala. ²² Nadat Metusala (= 'als hij gestorven is, zal het gebeuren')^[b] was geboren, leefde Henoch nog 300 jaar lang met God. Hij kreeg nog meer zonen en dochters. ²³ Hij werd 365 jaar.

³⁷ die een zoon was van Metusala, die een zoon was van Henoch, die een zoon was van Jered, die een zoon was van Mahalaleël, die een zoon was van Kenan,

⁵ Doordat Henoch God geloofde, is hij door God van de aarde weggenomen. Hij is dus niet gestorven. De mensen konden hem nergens meer vinden, want God had hem meegenomen. Want al voordat hij door God werd meegenomen, werd van hem gezegd dat God blij met hem was.

¹⁴ Henoch^[a] (uit de zevende familie vanaf Adam geteld) heeft al over hen geprofeteerd. Hij zei: "De Heer is gekomen met zijn hemelse leger van tienduizenden engelen.