Add parallel Print Page Options

Gods woorden over de landen rond Israël

De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Damaskus straffen,[a] omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben de bewoners van Gilead overwonnen en op een gruwelijke manier vermoord. Daarom zal Ik het paleis van koning Hazaël door oorlog verwoesten.[b] De paleizen van koning Benhadad zullen afbranden.[c] En Ik zal de grendels op de poortdeuren van Damaskus stukbreken. Ik zal de bewoners van de Avan-vlakte allemaal doden. Ook de koning in Bet-Eden. De bewoners van Aram zullen gevangen door Assur worden meegenomen naar Kir, zegt de Heer.

De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Gaza straffen,[d] omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben bewoners van mijn land[e] gevangen meegenomen en als slaven verkocht aan Edom. Daarom zal Ik Gaza door oorlog verwoesten. De paleizen zullen afbranden. Ik zal alle bewoners van Asdod doden. Ook de koning in Askelon. Ook Ekron zal Ik verwoesten. Er zal geen Filistijn overblijven, zegt de Heer.

De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Tyrus straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben alle bewoners van mijn land gevangen meegenomen en als slaven verkocht aan Edom. Ze hebben zich niets aangetrokken van het verbond dat ze hadden gesloten.[f] 10 Daarom zal Ik Tyrus door oorlog verwoesten. De paleizen zullen afbranden.

11 De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Edom straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want Edom heeft aldoor oorlog gevoerd met zijn broer.[g] Hij heeft geen medelijden met hem gehad. Altijd heeft hij gestreden tegen Israël. 12 Daarom zal Ik de streek Teman door oorlog verwoesten. De paleizen van Bosra zullen afbranden.

13 De Heer zegt: Ik ga de Ammonieten straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want toen ze Gilead veroverden om hun eigen land groter te maken, hebben ze zelfs vrouwen die in verwachting waren gruwelijk vermoord. 14 Daarom zal Ik de stad Rabba door oorlog verwoesten. De paleizen zullen afbranden. Er zal krijgsgeschreeuw te horen zijn, bij zwaar onweer en een orkaan. 15 Hun koning zal gevangen meegenomen worden naar een ander land, samen met zijn leiders, zegt de Heer. (lees verder)

Gods woorden over de landen rond Israël

De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Moab straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben de botten van de koning van Edom verbrand, om er kalk van te maken.[h] Daarom zal Ik Moab door oorlog verwoesten. De paleizen van Keriot zullen afbranden. De bewoners van Moab zullen sterven in de strijd. Er zal gejuich van de overwinnaars en het geschal van ramshorens te horen zijn. Ik zal de koning en de leiders van Moab doden, zegt de Heer.

Gods woorden over het koninkrijk Juda en het koninkrijk Israël

De Heer zegt: Ik ga de bewoners van het koninkrijk Juda straffen,[i] omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben mijn wet niet willen gehoorzamen. Ze hebben zich niet aan mijn leefregels willen houden. Maar ze hebben goden aanbeden die geen goden zijn, net als hun voorouders. Daarom zal Ik Juda door oorlog verwoesten. De paleizen van Jeruzalem zullen afbranden.

Footnotes

  1. Amos 1:3 Damaskus was de hoofdstad van Aram.
  2. Amos 1:4 Hazaël vermoordde koning Benhadad van Aram en werd in zijn plaats koning van Aram. Lees 2 Koningen 8:7-15. Later veroverde hij Gilead van Israël. Lees 2 Koningen 10:32 en 33. Hij deed daar de vreselijke dingen die de profeet in 2 Koningen 8:12 al van tevoren over hem had gezegd.
  3. Amos 1:4 Benhadad was vóór Hazaël koning van Aram. Hij was door Hazaël vermoord.
  4. Amos 1:6 Gaza, Ekron, Askelon en Asdod waren Filistijnse steden. Ze hadden alle vier een eigen stadskoning.
  5. Amos 1:6 Bedoeld worden de bewoners van de Judeese steden en dorpen langs de grens met Filistea.
  6. Amos 1:9 Koning Hiram van Tyrus had ooit een verbond gesloten met koning David. Lees 1 Koningen 5:12. Maar later trok hij zich daar niets meer van aan.
  7. Amos 1:11 Edom is een andere naam van Ezau (Lees Genesis 25:21-26 en Genesis 36:1). Ezau was de tweelingbroer van Jakob, die later de naam Israël kreeg. Uit Israël is het volk Israël ontstaan, uit Ezau is het volk Edom ontstaan. Daarom was het volk Edom de 'broer' van het volk Israël. Edom voerde altijd oorlog tegen Israël.
  8. Amos 2:1 Het was in die tijd de allergrootste belediging om iemand niet te begraven maar te verbranden en de overblijvende kalk te gebruiken als witkalk voor muren. Daarmee liet men zien dat men geen enkel respect voor de dode had.
  9. Amos 2:4 Na de dood van koning Salomo was Israël in twee koninkrijken uiteen gevallen. De tien stammen in het noorden vormden het koninkrijk Israël. Ze kozen een eigen koning. Samaria werd de hoofdstad. De stammen Juda en Benjamin in het zuiden vormden het koninkrijk Juda. De zoon van koning Salomo werd hun koning. Jeruzalem bleef hun hoofdstad.