Add parallel Print Page Options

30 Als ik iets eet en God ervoor dank, mag iemand anders er toch niets slechts over zeggen?

31 Dat is wel waar, maar ik wil dat als jullie eten of drinken, of wat voor dingen dan ook doen, het altijd God moet eren. 32 Niets van wat je doet mag voor andere mensen een belemmering zijn voor het geloof in Jezus. Niet voor Joden, niet voor mensen van andere volken en niet voor de gelovigen.

Read full chapter