Add parallel Print Page Options

40,41 Zij vonden goede weidegrond in een rustig en vredig gebied, het land was vroeger eigendom van de nakomelingen van Cham. Gedurende de regering van koning Hizkia drongen deze leiders, van wie hier de namen zijn vermeld, het land binnen en verwoestten de tenten en huizen van de Meünieten, zij doodden de inwoners van het land en namen het in bezit. 42,43 Later trokken vijfhonderd van deze mannen, afkomstig van de stam van Simeon, naar de berg Seïr. Hun leiders waren Pelatja, Nearja, Refaja en Uzziël, allemaal zonen van Jiseï. Daar doodden zij de weinige nog in leven zijnde Amalekieten. Sinds die tijd wonen zij daar.

Read full chapter