Add parallel Print Page Options

14 Toen beval Jehu: "Grijp hen levend!" Ze grepen hen levend en vermoordden hen alle 42 bij de put van Bet-Eked. Hij liet niemand van hen in leven.[a]

15 Nadat hij daar vertrokken was, kwam hij Jonadab, de zoon van Rechab, tegen. Hij groette hem en vroeg hem: "Denken wij er hetzelfde over?" Jonadab antwoordde: "Jazeker!" Toen zei Jehu: "Geef me dan een hand." Toen liet hij hem bij zich op de wagen klimmen. 16 En hij zei: "Kom met me mee en zie hoe vurig ik de Heer dien." Hij liet hem op zijn wagen meerijden.

Read full chapter

Footnotes

  1. 2 Koningen 10:14 Hiermee ging Jehu te ver. Hij had alleen de familie van koning Achab van Israël moeten doden. Achab was een goddeloos koning die afgoden aanbad. God wilde dat daar een eind aan gemaakt werd. God had niet gezegd dat Jehu ook de familie van koning Ahazia van Juda moest doden. Ahazia was uit de familie van koning David. En met David had God een verbond gesloten dat altijd iemand uit zijn familie koning zou zijn. Ook beloofde Hij dat uit Davids familie de Messias geboren zou worden. Dat kon niet als iedereen van die familie gedood zou worden!