Add parallel Print Page Options

27 Ook hakten ze de heilige paal van Baäl om en sloegen die stuk. De tempel braken ze af en ze maakten op die plek wc's. Die zijn er nu nog steeds. 28 Zo vernietigde Jehu in Israël de afgodendienst aan Baäl. 29 Alleen haalde hij de gouden kalveren in Bet-El en Dan niet weg. Dat waren de kalveren die koning Jerobeam, de zoon van Nebat, daar had neergezet en samen met Israël had aanbeden.[a] De mensen gingen gewoon door met het aanbidden van de kalveren.

Read full chapter