Add parallel Print Page Options

15 Ook het altaar in Bet-El[a] dat Jerobeam, de zoon van Nebat, had gemaakt, brak hij af. Hij stak het in brand en wat ervan overbleef verpulverde hij tot stof. De heilige paal liet hij verbranden. 16 Toen zag hij de graven op de berg. Hij liet de botten eruit halen. Hij verbrandde ze op het altaar, om zo het altaar onrein te maken. Zo gebeurde wat de profeet had gezegd in de tijd van koning Jerobeam.[b] 17 Toen zag hij daar een grafsteen. Hij vroeg: "Wat is dat daar voor een graf?" De bewoners van de stad antwoordden hem: "Dat is het graf van de profeet die uit Juda kwam en tegen het altaar van Bet-El de dingen heeft geprofeteerd die u nu heeft gedaan."[c]

Read full chapter

Footnotes

  1. 2 Koningen 23:15 Bet-El lag in het koninkrijk Israël, dus eigenlijk had koning Josia daar niets te maken. Maar het koninkrijk Israël bestond in die tijd niet meer, doordat hun koning en alle bewoners gevangen waren meegenomen naar Assur. Daardoor kon Josia dat doen.
  2. 2 Koningen 23:16 Dat was 300 jaar eerder gezegd. Lees 1 Koningen 13:1-3.
  3. 2 Koningen 23:17 Lees 1 Koningen 13:4-32.