Add parallel Print Page Options

11,12 Op een keer rustte hij uit op de kamer en zei tegen zijn dienaar Gehazi: ‘Zeg tegen de vrouw dat ik haar wil spreken.’ Toen zij kwam, 13 zei hij tegen Gehazi: ‘Vertel haar dat wij haar vriendelijkheid erg op prijs stellen. Vraag haar of wij misschien iets voor haar kunnen doen. Wil zij dat ik een goed woordje voor haar doe bij de koning of de bevelhebber van het leger?’ ‘Nee,’ antwoordde zij, ‘ik leef hier onder de mensen en ben volkomen tevreden.’

Read full chapter