Add parallel Print Page Options

Inleiding

Deze brief is van Paulus, Silvanus (= Silas[a]) en Timoteüs. Wij doen de groeten aan de gemeente in Tessalonika die gelooft in God de Vader en in de Heer Jezus Christus.[b] Ik bid dat God de Vader in alles goed voor jullie zal zijn. En dat jullie vol zullen zijn van de vrede van God de Vader en van de Heer Jezus Christus.

Het geloof en de liefde van de gelovigen in Tessalonika

Wij danken God altijd voor jullie, broeders en zusters. We danken Hem omdat jullie geloof snel groeit en omdat jullie liefde voor elkaar steeds sterker wordt. Daarom zeggen we prijzende dingen over jullie tegen de andere gemeenten van God. Want jullie houden vast aan het geloof, ook al worden jullie heel erg vervolgd. Dat jullie worden vervolgd, bewijst dat God jullie heeft goedgekeurd om bij zijn Koninkrijk te horen. Want jullie lijden voor dat Koninkrijk. Maar God is rechtvaardig. Daarom zal Hij de mensen straffen door wie jullie nu vervolgd worden. Zij verdrukken jullie. Daarom zal Hij hen terugbetalen met verdrukking. 7+8 Maar aan jullie zal Hij rust geven, samen met ons. Dat zal gebeuren op het moment dat de Heer Jezus in een laaiend vuur terugkomt uit de hemel, met zijn machtige engelen. Dan zal Hij de mensen straffen die God niet kennen. Hij zal hen straffen omdat ze niet gehoorzaam wilden zijn aan het goede nieuws van onze Heer Jezus. Hun straf is, dat ze voor eeuwig ver van de Heer zullen zijn, ver van zijn heerlijke hemelse macht en majesteit. 10 Op de dag dat Hij komt, zullen alle mensen die bij Hem horen Hem prijzen. Iedereen zal vol verbazing Jezus' hemelse macht en majesteit zien in de mensen die in Hem geloven. Want jullie hebben geloofd wat we jullie over Hem hebben verteld.

11 Daarom bidden we ook aldoor voor jullie dat God jullie zal goedkeuren voor de taak die Hij je wil geven. We bidden ook dat Hij jullie zijn kracht zal geven voor alles wat Hij wil dat jullie voor Hem doen. En dat Hij in alles goed voor jullie zal zijn. 12 Dan zal onze Heer Jezus worden geprezen, omdat Hij zichtbaar is in jullie. En júllie zullen worden geprezen omdat jullie één zijn met Hem, door de liefdevolle goedheid van God en van de Heer Jezus Christus.

Footnotes

  1. 2 Thessalonicenzen 1:1 Silas reisde met Paulus mee. Hij had ook samen met Paulus gevangen gezeten in Filippi. Lees Handelingen 15:22 en Handelingen 16:16-39
  2. 2 Thessalonicenzen 1:1 'Christus' is niet Jezus' achternaam! Het woord 'Christus' is Grieks en betekent 'Gezalfde'. (Het Nieuwe Testament is in het Grieks geschreven). 'De gezalfde' is in de Joodse Boeken de man die speciaal door God met zijn Geest is gevuld ('gezalfd') om Israël te redden. In het Hebreeuws, de taal waarin het Oude Testament is geschreven, werd hij de 'Messias' genoemd, wat hetzelfde betekent.

Paul, Silas[a](A) and Timothy,(B)

To the church of the Thessalonians(C) in God our Father and the Lord Jesus Christ:

Grace and peace to you from God the Father and the Lord Jesus Christ.(D)

Thanksgiving and Prayer

We ought always to thank God for you,(E) brothers and sisters,[b] and rightly so, because your faith is growing more and more, and the love all of you have for one another is increasing.(F) Therefore, among God’s churches we boast(G) about your perseverance and faith(H) in all the persecutions and trials you are enduring.(I)

All this is evidence(J) that God’s judgment is right, and as a result you will be counted worthy(K) of the kingdom of God, for which you are suffering. God is just:(L) He will pay back trouble to those who trouble you(M) and give relief to you who are troubled, and to us as well. This will happen when the Lord Jesus is revealed from heaven(N) in blazing fire(O) with his powerful angels.(P) He will punish(Q) those who do not know God(R) and do not obey the gospel of our Lord Jesus.(S) They will be punished with everlasting destruction(T) and shut out from the presence of the Lord(U) and from the glory of his might(V) 10 on the day(W) he comes to be glorified(X) in his holy people and to be marveled at among all those who have believed. This includes you, because you believed our testimony to you.(Y)

11 With this in mind, we constantly pray for you,(Z) that our God may make you worthy(AA) of his calling,(AB) and that by his power he may bring to fruition your every desire for goodness(AC) and your every deed prompted by faith.(AD) 12 We pray this so that the name of our Lord Jesus may be glorified in you,(AE) and you in him, according to the grace of our God and the Lord Jesus Christ.[c]

Footnotes

  1. 2 Thessalonians 1:1 Greek Silvanus, a variant of Silas
  2. 2 Thessalonians 1:3 The Greek word for brothers and sisters (adelphoi) refers here to believers, both men and women, as part of God’s family; also in 2:1, 13, 15; 3:1, 6, 13.
  3. 2 Thessalonians 1:12 Or God and Lord, Jesus Christ