Add parallel Print Page Options

36 En de koning[a] zal kunnen doen wat hij wil. Daardoor zal hij trots worden en zich verbeelden dat hij machtiger is dan God. Zelfs tegen de Allerhoogste God zal hij beledigende dingen durven zeggen. En het zal goed met hem gaan, totdat zijn tijd om is en God hem straft. Want het staat vast dat dit zal gebeuren. 37 Hij zal zich niet bezighouden met de goden van zijn voorouders. Hij zal zich niets aantrekken van de god die zijn vrouwen aanbidden. Hij zal zich ook van God niets aantrekken. Want hij zal doen alsof hij hoger is dan alle goden. 38 Hij zal een god aanbidden die zijn voorouders nooit hebben gediend: de god van de burchten. Die zal hij aanbidden met goud, zilver, edelstenen en kostbare voorwerpen.

Read full chapter

Footnotes

  1. Daniël 11:36 Hier wordt niet gesproken over 'de koning van het Noorden' of 'de koning van het Zuiden'. Maar gewoon over 'de koning'. Het gaat hier dus over iemand anders, waarvan nog niet duidelijk is wie het is. Een koning in de toekomst.