Add parallel Print Page Options

20 Hij zei: 'Ik zal niet meer voor hen zorgen.
Dan zal Ik zien hoe het met hen afloopt.
Want het zijn slechte mensen.
Ze zijn als slechte kinderen die weglopen bij hun vader.
Ze trekken zich niets meer van Mij aan.
21 Ze maken Mij jaloers door dingen te aanbidden die geen goden zijn.
Ze maken Mij kwaad met hun godenbeelden.
Daarom zal Ik hén jaloers maken door een volk dat niet eens een volk is.
Ik zal hén kwaad maken door een volk dat Mij niet kent.
22 Mijn woede brandt als een vuur
dat tot diep in het dodenrijk brandt.
Het verbrandt de aarde met alles wat daarop groeit.
Het verkoolt de fundamenten van de bergen.

Read full chapter