Add parallel Print Page Options

11 Ik deed je prachtige sieraden om: armbanden aan je armen, een ketting om je hals, 12 een ring in je neus, oorringen in je oren en een kroon op je hoofd. 13 Je zag er schitterend uit met je goud en zilver, en met je kleren van fijn linnen en zijde en prachtig borduurwerk. Je at koninklijk eten: fijn meel, honing en olijf-olie. Je was prachtig geworden. Zo groeide je op om koningin te worden.

Read full chapter