Add parallel Print Page Options

Zeg tegen de stad: Je bent ontstaan uit mensen in het land van handelaren. Je vader was een Amoriet en je moeder een Hetitische.[a] Toen je werd geboren, was er niemand die voor je zorgde. Niemand knipte je navelstreng door. Niemand had je schoongewassen toen Ik je vond. Niemand had je met zout ingewreven en niemand had je in een doek gewikkeld. Niemand had medelijden met je. Niemand zorgde voor je. Niemand gaf iets om je toen je werd geboren. Je was gewoon weggegooid in het veld.

Read full chapter

Footnotes

  1. Ezechiël 16:3 God spreekt hier niet alleen tegen Jeruzalem. Hij bedoelt met Jeruzalem eigenlijk het hele volk Israël. Abraham is de eerste voorvader van het volk Israël. Zijn vader Terach kwam uit het land Chaldea dat later Babylonië wordt. Dat was een land waar veel handel gedreven werd. Abrahams vader was een Amoriet, zijn moeder een Hetitische (de Amorieten en Hetieten woonden onder andere in Chaldea). (naar: G.A. van de Weerd, "De profeet Ezechiël," pag. 353 en 391). God wil hiermee zeggen dat Israël van oorsprong niet beter is dan de andere volken. Het was Góds keuze dat zij Gods volk werden. Het was Góds keuze om Zichzelf aan hen bekend te maken.