Font Size
Ezechiël 19:11-13
BasisBijbel
Ezechiël 19:11-13
BasisBijbel
11 Het waren sterke takken,
geschikt om er een heersersstaf van een koning van te maken.
Eén tak van de wijnstruik groeide verder omhoog dan de andere takken.
Hij stak boven de andere uit.
Hij viel op omdat hij zo groot was en veel zijtakken had.
12 Maar iemand rukte in zijn woede de struik uit en smeet hem weg.[a]
In de hete oostenwind verdroogden de druiven.
Ook de sterke tak verdroogde en werd verbrand.
13 De struik werd in een woestijn geplant,
in een gebied waar het dor en droog is.
Footnotes
- Ezechiël 19:12 Die persoon is koning Nebukadnezar van Babel. Hij maakte een einde aan het zelfstandig bestaan van het volk Israël door de bevolking van Juda ('de struik') gevangen mee te nemen naar Babel. De 'woestijn' uit vers 13 is Babylonië. De tak die verbrandt is koning Jojachin. De tak waar vuur uit komt (vers 14) is koning Zedekia die in opstand kwam. Het was zijn schuld dat Jeruzalem en het hele land werden vernietigd. Lees 2 Koningen 23:31 tot hoofdstuk 25 vers 20.
BasisBijbel (BB)
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016