Add parallel Print Page Options

12 Maar iemand rukte in zijn woede de struik uit en smeet hem weg.[a]
In de hete oostenwind verdroogden de druiven.
Ook de sterke tak verdroogde en werd verbrand.
13 De struik werd in een woestijn geplant,
in een gebied waar het dor en droog is.
14 Bovendien schoot uit één van de grote takken vuur,
dat de struik met al zijn takken verbrandde.
Er is geen sterke tak meer over,
geen staf meer om te heersen!
– Dit is een treurlied. Het moet als een treurlied worden gezongen."

Read full chapter

Footnotes

  1. Ezechiël 19:12 Die persoon is koning Nebukadnezar van Babel. Hij maakte een einde aan het zelfstandig bestaan van het volk Israël door de bevolking van Juda ('de struik') gevangen mee te nemen naar Babel. De 'woestijn' uit vers 13 is Babylonië. De tak die verbrandt is koning Jojachin. De tak waar vuur uit komt (vers 14) is koning Zedekia die in opstand kwam. Het was zijn schuld dat Jeruzalem en het hele land werden vernietigd. Lees 2 Koningen 23:31 tot hoofdstuk 25 vers 20.