Add parallel Print Page Options

13 U woonde in Eden, de tuin van God.
U was helemaal bedekt met allerlei edelstenen:
sardis, topaas, diamant,
turkoois, sardonyx, jaspis,
saffier, robijn, smaragd.
Al die stenen waren met gouden zettingen op u vastgezet.
Op de dag dat u gemaakt werd, werden ze voor u gemaakt.
14 Ik had u een taak gegeven: u was een beschermende engel.
Ik had u een plaats gegeven op mijn heilige berg.
U mocht tussen de vurige stenen komen.
15 Vanaf de dag dat Ik u maakte, leefde u zoals Ik het wil.
U was volmaakt.
Totdat u op een dag slecht werd.

Read full chapter