Add parallel Print Page Options

Treurlied over de farao van Egypte

32 In het twaalfde jaar dat we als gevangenen in Babylonië woonden, zei de Heer op de eerste dag van de twaalfde maand tegen mij: "Mensenzoon, zing dit treurlied over de farao:

farao, u vindt uzelf een machtig koning, een leeuw van de volken.
Maar u bent een riviermonster: waar u liep, borrelde het water,
het water golfde en werd troebel en vuil.[a]

Read full chapter

Footnotes

  1. Ezechiël 32:2 Met het 'troebele water' bedoelt God dat de farao alleen maar kwaad deed. Water hoort schoon te zijn.