Add parallel Print Page Options

10 Ze ging naar Abraham en zei: ‘Stuur die slavin en haar zoon weg, want ik wil niet dat mijn zoon Isaak de erfenis deelt met de zoon van een slavin.’ 11 Deze eis bracht Abraham in moeilijkheden, want Ismaël was tenslotte zijn zoon.

12 Maar God zei tegen hem: ‘U hoeft u geen zorgen te maken over die twee. Doe wat Sara heeft gezegd, want alleen Isaaks kinderen zullen uw nakomelingen genoemd worden.

Read full chapter