Add parallel Print Page Options

12 Uw zonde is namelijk ongeneeslijk, een vreselijke wond. 13 Er is niemand die u kan helpen of uw wond kan verbinden, er is geen kruid tegen gewassen. 14 Al uw bondgenoten hebben u verlaten en geven niets meer om u, want Ik heb u wreed gestraft, alsof Ik uw vijand was. Meedogenloos, of Ik een onverzoenlijke tegenstander was. Uw zonden zijn ontelbaar, uw schuld is enorm.

Read full chapter