Add parallel Print Page Options

Koning Zedekia ging daarmee akkoord. ‘Goed,’ zei hij, ‘doe met hem wat u wilt, ik kan u niet tegenhouden.’ Zij haalden Jeremia uit zijn cel en lieten hem aan touwen in een put op de binnenplaats van de gevangenis zakken. De put was van Malkia, een zoon van de koning. Er stond geen water in, maar de bodem was bedekt met een dikke laag modder, waarin Jeremia wegzakte.

Toen de Ethiopiër Ebed-Melech, een belangrijke hoffunctionaris, hoorde dat Jeremia in de put zat,

Read full chapter