Add parallel Print Page Options

22 Hebt u het paard zijn kracht en die prachtige manen gegeven?
23 Hebt u hem het vermogen gegeven te springen als een sprinkhaan? Zijn gebries is angstaanjagend.
24-26 Hij woelt vrolijk met zijn hoeven de grond om en is trots op zijn kracht. En wanneer hij ten strijde trekt, toont hij geen angst voor het zwaard en gaat hij er niet vandoor als de pijlkoker klettert en speren en lansen blinken.

Read full chapter