Add parallel Print Page Options

Ze antwoordden: "De mensen die in Juda zijn overgebleven, zijn er ellendig aan toe en worden door iedereen belachelijk gemaakt. Ook Jeruzalem is er slecht aan toe. De muur is afgebroken en de poortdeuren zijn verbrand."

Toen ik dat hoorde, ging ik bedroefd op de grond zitten en huilde. Dagenlang was ik diep bedroefd. Ik at niets en bad tot de God van de hemel. Ik zei: "Heer, God van de hemel, grote en machtige God! U houdt zich aan uw verbond met de mensen die van U houden en die U gehoorzamen. U houdt van hen.

Read full chapter