Add parallel Print Page Options

16 De leiders wisten niet waar ik was geweest of wat ik had gedaan. Want ik had nog tegen niemand van de Judeeërs, de priesters, de leiders en de ambtenaren iets gezegd. 17 Maar toen ik terugkwam, zei ik tegen hen: "Jullie zien hoe slecht onze toestand is. Jeruzalem is verwoest en de poortdeuren zijn verbrand. Ik wil graag met jullie de muren van Jeruzalem weer opbouwen. Dan zullen we niet langer door iedereen uitgelachen worden." 18 Ik vertelde hun wat God voor mij had gedaan en wat de koning tegen mij gezegd had. Toen zeiden ze: "We zullen de muren gaan herbouwen." En ze gingen flink aan het werk.

Read full chapter