Add parallel Print Page Options

De deuren naar de straat (je lippen) zullen dicht gaan, en het geluid van de molen (het kauwen) zal zwakker worden. Je stem wordt zo hoog als de stem van een vogel, en alle geluiden worden zacht (je wordt doof). Op een dag ben je al bang om een heuvel te beklimmen. Je bent bang voor gevaar op de weg. De amandelboom zal bloeien (je haar wordt wit), de sprinkhaan sleept zich voort (je komt niet meer mee, je bent traag geworden) en je hebt nergens meer zin in. Want je bent op weg naar je eeuwige huis. De klaagvrouwen staan al klaar om over je dood te klagen en te treuren. Denk aan je Maker voordat het zilveren koord (van het leven) wordt losgemaakt en je gouden lamp (je ziel) breekt. Denk aan Hem, voordat je kruik bij de bron wordt stukgeslagen en het waterrad in de put (je hart) wordt gebroken (en je hele bloedsomloop komt stil te liggen).

Read full chapter