Add parallel Print Page Options

11 De man bij wie hij schulden heeft,
zal zijn bezit opeisen,
laten vreemdelingen maar plunderen
wat hij met veel moeite bij elkaar verzamelde.
12 Ik hoop dat er niemand is
die hem nog enige liefde bewijst,
dat niemand zorgt
voor zijn tot wees geworden kinderen.
13 Zijn nageslacht moet worden uitgeroeid,
zijn naam mag in de volgende generatie al niet meer bestaan.

Read full chapter