Add parallel Print Page Options

En jij, Babel, zal ook verwoest worden.
God zal goed zijn voor de mens die jou straft
voor wat je Jeruzalem hebt aangedaan.
God zal goed zijn voor de mens
die jouw kinderen zal verpletteren op de rotsen.[a]

Read full chapter

Footnotes

  1. Psalmen 137:9 De Babyloniërs hadden wrede dingen gedaan met de bevolking van Jeruzalem. Ze hadden onder andere de kleine kinderen doodgeslagen tegen de rotsen. Het is te begrijpen dat de schrijver van deze psalm daar wraak voor wil. Het past bij de Joodse wetgeving van die tijd: oog om oog en tand om tand. Bovendien had het volk van Edom, een eeuwenlange vijand van Israël, met Babel meegedaan met het plunderen van Jeruzalem (vers 7). Lees ook Amos 1:11.