Add parallel Print Page Options

27 Toen werd het tijd voor de druivenoogst. De mensen plukten de druiven, persten ze en vierden daarna een oogstfeest in de tempel van hun god. Ze feestten en werden dronken en scholden op Abimelech. 28 En Gaäl zei: "Waarom zou onze stad die Abimelech dienen? Wie is die Abimelech nu eigenlijk? Hij is toch een zoon van de Israëliet Gideon? En Zebul is toch door hém aangesteld als bestuurder van de stad? Het zou veel beter zijn als onze stad iemand uit de familie van Hemor als koning had. Tenslotte heeft Hemor deze stad gesticht. Maar waarom zou Abimelech onze koning zijn? 29 Als ik het hier voor het zeggen had, zou ik Abimelech wegjagen! Abimelech, kom maar op met je leger! Het maakt niet uit hoe groot het is!"

Read full chapter