Print Page Options Listen to Reading
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the NRSVUE. Switch to the NRSVUE to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
Deuteronomium 21-22

Wetten over onopgeloste moorden

21 Stel dat jullie in het land dat de Heer God jullie gaat geven, in het open veld iemand zien liggen die is vermoord, en jullie niet weten wie hem heeft gedood. Dan moeten de leiders en rechters erheen gaan en de afstand meten van de vermoorde man naar de steden in de buurt. De leiders van de stad die het dichtst bij de vermoorde man is, moeten een jonge koe nemen waarmee nog nooit is gewerkt. Dus een koe die nog nooit met een juk een ploeg heeft getrokken. Ze moeten met die koe naar een dal gaan waar de grond niet wordt bewerkt en waar nog nooit is gezaaid. In dat dal moeten ze de koe de nek breken. Er moeten priesters bij aanwezig zijn. (Want jullie Heer God heeft hen aangewezen om Hem te dienen en jullie namens Hem te zegenen. Bij elke rechtszaak moet worden gedaan wat zij besluiten.) De leiders van de stad die het dichtst bij de vermoorde man is, moeten boven de dode koe hun handen wassen en zeggen: 'Onze handen hebben deze moord niet gepleegd en onze ogen hebben het niet zien gebeuren. We weten niet wie het heeft gedaan. Vergeef uw volk Israël deze moord, uw volk Israël dat U heeft bevrijd. Houd ons niet schuldig voor de dood van deze onschuldige man.' Dan vergeeft de Heer God het land deze moord. Zo moeten jullie de schuld voor de dood van onschuldige mensen uit Israël wegdoen. Want zo doen jullie wat de Heer rechtvaardig vindt.

Verschillende huwelijkswetten

10 Jullie gaan straks met de hulp van de Heer God jullie vijanden overwinnen. Dan zullen jullie gevangenen meebrengen. 11 Stel dat één van jullie bij die gevangenen een mooie vrouw ziet met wie hij graag zou willen trouwen. 12 Dan moet hij haar in zijn huis brengen. Ze moet haar haar en haar nagels kort knippen. 13 Ze moet de kleren uittrekken die ze droeg toen ze gevangen werd genomen. Ze mag een hele maand in zijn huis blijven om over haar vader en moeder te treuren. Daarna mag hij met haar trouwen. 14 Maar als hij niet meer van haar houdt, moet hij haar vrij laten vertrekken. Hij mag haar in geen geval verkopen, want ze is geen slavin. Maar hij had haar gedwongen om met hem te trouwen.

15 Stel dat een man twee vrouwen heeft, en van de ene wel houdt, maar van de andere niet. En stel dat ze allebei zonen hebben gekregen, en de oudste zoon is van de vrouw van wie hij niet houdt. 16 Als hij dan zijn erfenis gaat verdelen, mag hij niet de rechten die de oudste zoon heeft, geven aan een jongere zoon (van de vrouw van wie hij wél houdt), in plaats van aan zijn oudste zoon (van de vrouw van wie hij níet houdt). 17 Hij móet aan zijn oudste zoon, de zoon van de vrouw van wie hij niet houdt, alles geven waar hij als oudste zoon recht op heeft: hij moet hem een twee keer zo grote erfenis geven als de andere zonen. Want hij is de zoon die het eerst uit hem is geboren. Hij heeft de rechten van oudste zoon.

Wetten over allerlei andere dingen

18 Stel dat iemand een slechte, ongehoorzame zoon heeft. Hij wil nooit naar zijn vader en moeder luisteren. Ze bestraffen hem wel, maar hij wil hen niet gehoorzamen. 19 Dan moeten zijn ouders hem naar de leiders van zijn stad brengen, in de poort van zijn woonplaats. 20 Ze moeten tegen de leiders zeggen: 'Deze zoon van ons is slecht en ongehoorzaam. Hij wil niet naar ons luisteren. Hij jaagt het geld er doorheen en is een dronkenlap.' 21 Dan moeten alle mannen van de stad hem met stenen doodgooien. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen. Heel Israël zal ervan horen en zal ontzag hebben.

22 Stel dat iemand voor een misdaad de doodstraf krijgt en zijn lijk wordt aan een paal gehangen. 23 Dan mag zijn lijk niet 's nachts aan de paal blijven hangen. De man moet nog op dezelfde dag begraven worden. Want iemand die aan een paal is gehangen, is door God vervloekt.[a] Als jullie het lijk laten hangen, maken jullie dus het land onrein. (lees verder)

Wetten over allerlei andere dingen (vervolg)

22 Als je een weggelopen koe, schaap of geit van iemand anders vindt, moet je het dier terugbrengen. Je mag het dier niet aan zijn lot overlaten. Als de eigenaar niet bij je in de buurt woont, of als je niet weet van wie het dier is, dan moet je zelf voor het dier zorgen. Je moet het bij je houden totdat de eigenaar het komt zoeken. Dan moet je het hem teruggeven. Hetzelfde moet je doen met een ezel, mantel of alle andere dingen die iemand heeft verloren en die jij hebt gevonden. Je mag niet doen alsof je niets gezien hebt. De Heer wil dat jullie het zó doen.

Als je iemands ezel of os op de weg ziet neervallen onder de last die hij draagt, moet je de eigenaar helpen om het dier weer overeind te krijgen. Je mag het dier niet aan zijn lot overlaten.

Vrouwen mogen geen mannenkleren dragen en mannen mogen geen vrouwenkleren dragen. Want jullie Heer God vindt het walgelijk als jullie dat doen.

Als je in een boom of op de grond een vogelnest vindt met jonge vogels of met eieren waarop de moedervogel zit, mag je de eieren en de jonge vogels meenemen, maar de moedervogel niet. Je moet de moedervogel laten wegvliegen. Maar de eieren en de jongen mag je meenemen. Dan zal het goed met je gaan en zul je lang leven.

Als je een nieuw huis bouwt, moet je rond het platte dak een hek maken, zodat het niet jouw schuld is als er iemand van het dak afvalt en sterft.

Zaai geen twee soorten zaad in je wijngaard. Als je dat wél doet, is de hele oogst van het zaad én de oogst van de wijngaard onrein.

10 Zet bij het ploegen geen os en een ezel samen voor de ploeg.

11 Draag geen kleren die van twee soorten garen geweven zijn, van wol en linnen door elkaar.

12 Maak vier kwasten aan de onderrand van jullie kleren.[b]

Wetten over bruiden

13 Stel dat een man met een vrouw trouwt en de volgende dag al niet meer van haar houdt. 14 En stel dat hij dan praatjes over haar rondstrooit en haar beledigt door te zeggen: 'Ik ben laatst met deze vrouw getrouwd, maar in de huwelijksnacht heb ik ontdekt dat ze geen maagd meer was. Ze is al eens eerder met een man naar bed geweest.' 15 Dan moeten de vader en de moeder van het meisje naar de leiders van de stad gaan, in de stadspoort. Ze moeten het beddenlaken meebrengen met de bloedvlek waaraan te zien is dat ze nu voor het eerst met een man naar bed ging. 16 De vader van het meisje moet tegen de leiders zeggen: 'Ik heb deze man met mijn dochter laten trouwen, maar hij houdt niet meer van haar. 17 Nu strooit hij praatjes over haar rond en heeft haar beledigd. Want hij zegt: 'Ik heb gemerkt dat je dochter al eens eerder met een man naar bed geweest is.' Maar kijk, dit is het bewijs dat mijn dochter nog maagd was.' En ze moeten het laken aan de leiders van de stad laten zien. 18 En de leiders van die stad moeten de man straffen. 19 Ook moet hij een boete van 100 zilverstukken betalen aan de vader van het meisje. Want hij heeft een Israëlitisch meisje beledigd. En ze blijft zijn vrouw. Hij mag haar zijn leven lang niet wegsturen.

20 Maar stel dat hij haar hiervan beschuldigt en het is waar. Er is geen bewijs dat het meisje nu voor het eerst met een man naar bed is geweest. 21 Dan moeten de mannen van de stad haar voor haar vaders huis met stenen doodgooien. Want ze heeft iets schandaligs in Israël gedaan: in de tijd dat ze nog bij haar vader woonde, is ze met een man naar bed geweest. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen.

22 Als een man wordt betrapt die met de vrouw van iemand anders naar bed gaat, moeten ze allebei worden gedood. Niet alleen de man, maar ook de vrouw moet worden gedood. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen.

23 Als een man in de stad naar bed gaat met een meisje dat met iemand anders verloofd is, 24 moeten jullie hen allebei naar de poort van de stad brengen en hen met stenen doodgooien. Het meisje moet worden gedood omdat ze in de stad gemakkelijk om hulp had kunnen roepen, maar dat niet heeft gedaan. De man moet worden gedood omdat hij de vrouw van een ander heeft genomen. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen.

25 Maar als de man het verloofde meisje buiten de stad in het veld ontmoet en haar verkracht, moet alleen de man worden gedood. 26 Het meisje mogen jullie niets doen. Ze heeft niets gedaan waarop de doodstraf staat. Want ze is te vergelijken met iemand die wordt overvallen en gedood. 27 Want de man heeft haar in het veld ontmoet en het meisje heeft wel om hulp geroepen, maar niemand heeft het gehoord.

28 Als een man wordt betrapt als hij een meisje verkracht dat nog niet is verloofd, 29 moet de man aan de vader van het meisje 50 zilverstukken betalen. En hij moet met haar trouwen, omdat hij met haar naar bed is geweest en haar vernederd heeft. Hij mag haar zijn leven lang niet wegsturen.

30 Een man mag niet trouwen met een vrouw die vroeger met zijn vader getrouwd is geweest maar is weggestuurd of weggegaan, en ook niet naar bed gaan met een vrouw die met zijn vader getrouwd is.

Lukas 9:51-10:12

Jezus reist naar Jeruzalem

51 Toen bijna de tijd gekomen was dat Jezus naar de hemel zou gaan, begon Hij in de richting van Jeruzalem te reizen. 52 Hij stuurde boodschappers voor Zich uit om in een dorp in Samaria onderdak voor Hem te zoeken. 53 Maar de mensen daar wilden Hem niet ontvangen, omdat Hij naar Jeruzalem reisde.[a] 54 Toen Jakobus en Johannes dat merkten, zeiden ze: "Heer, wilt U dat we net als de profeet Elia zeggen dat er vuur uit de hemel moet komen om hen te verbranden?"[b] 55 Maar Jezus draaide Zich naar hen om en zei: "Hoe kunnen jullie zoiets zeggen! 56 De Mensenzoon is niet gekomen om mensen te doden, maar om mensen te redden." En ze gingen naar een ander dorp.

Jezus volgen

57 Terwijl ze onderweg waren, zei iemand tegen Jezus: "Ik zal U volgen, waar U ook heen gaat." 58 Jezus zei tegen hem: "Vossen hebben holen en vogels hebben nesten. Maar de Mensenzoon heeft geen plaats om te slapen."

59 Jezus zei tegen iemand anders: "Volg Mij." Maar de man zei: "Mag ik dan wachten tot ik mijn vader heb begraven?" 60 Maar Jezus zei: "Laten de doden hun doden maar begraven. Maar jij moet de mensen over het Koninkrijk van God gaan vertellen."

61 Weer iemand anders zei: "Ik zal U volgen, Heer, maar ik wil eerst afscheid nemen van mijn familie." 62 Maar Jezus zei tegen hem: "Mensen die bij het ploegen achterom kijken, zijn niet geschikt voor het Koninkrijk van God."

Jezus wijst nog meer leerlingen aan

10 Daarna wees de Heer Jezus nog 70 leerlingen aan. Hij stuurde hen twee aan twee voor Zich uit naar alle steden en plaatsen waar Hij Zelf nog zou komen. Hij zei tegen hen: "De oogst is wel groot, maar er zijn te weinig arbeiders. Bid daarom tot de Heer van de oogst dat Hij arbeiders stuurt om de oogst binnen te halen. Ga nu op weg. Jullie zullen zijn als schapen tussen de wolven. Neem geen geld of reistas of sandalen mee. Blijf niet staan praten onderweg. Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: 'Ik wens dit huis vrede toe.' Als de bewoner van dat huis jullie vrede waard is, zal jullie vrede over hem komen. Maar als hij jullie vrede niet waard is, zal jullie vrede bij jullie terugkomen. Blijf in het huis waar je binnen gaat, en eet en drink wat de mensen daar aan jullie geven. Want een arbeider wordt altijd beloond voor zijn werk. Ga niet steeds naar een ander huis.

Als jullie in een stad komen waar de mensen naar jullie willen luisteren, eet dan wat de mensen jullie geven. Genees er de zieken en zeg: 'Het Koninkrijk van God is bij jullie gekomen.' 10 Maar als jullie in een stad komen waar de mensen niet naar jullie willen luisteren, ga dan buiten op straat staan en zeg: 11 'Zelfs het stof van jullie stad dat aan onze voeten zit, kloppen we af, om jullie te waarschuwen voor jullie ongehoorzaamheid. Maar jullie moeten weten dat het Koninkrijk van God bij jullie is gekomen.' 12 Ik zeg jullie dat het voor Sodom en Gomorra[c] op de laatste dag minder erg zal zijn dan voor díe stad.

Psalmen 74

Psalm 74

Een lied van Asaf, om iets van te leren.

God, waarom laat U ons nog steeds in de steek?
Waarom blijft U aldoor boos op ons?
We zijn toch uw schapen?
Vergeet uw volk alstublieft niet.
U heeft ons lang geleden Zelf uitgekozen.
U heeft ons uit Egypte bevrijd om uw eigendom te worden.
Vergeet alstublieft niet de berg Sion,
die U zelf heeft uitgekozen om er te wonen.
Kom terug naar uw heiligdom dat al zo lang in puin ligt.
Onze vijanden hebben alles vernield.
Ze gingen tekeer in uw heiligdom.
Ze hebben er de vlag van hun leger neergezet![a]
Ze hebben er met bijlen op los gehakt
alsof ze bomen omhakten.
Met bijlen en houwelen
sloegen ze al het houtsnijwerk kapot.
Ze hebben uw heiligdom in brand gestoken.
Ze hebben het huis waar U woont met de grond gelijkgemaakt.
Ze zeiden: "We zullen ze helemaal vernietigen!"
Ze hebben alle heilige plaatsen in het hele land verbrand.
Verdwenen zijn de voorwerpen voor de aanbidding van God.
Verdwenen zijn de profeten.
Niemand weet hoelang dit nog zal duren.
10 God, hoelang zullen onze vijanden nog over ons lachen?
Hoelang zullen ze U nog belachelijk maken?
11 Waarom doet U niets?
Doe toch iets en vernietig hen!

12 Toch bent U altijd onze Koning geweest.
U heeft steeds op aarde redding gebracht.
13 U spleet de zee in tweeën met uw kracht.
U verpletterde de koppen van de zeemonsters.
14 U heeft de koppen van de leviatan[b] verpletterd,
U gaf hem aan de woestijnbewoners te eten.
15 U liet bronnen en beken ontstaan.
Rivieren liet U opdrogen.
16 U maakte de dag, U maakte de nacht.
De zon en de maan kregen van U hun plaats.
17 U heeft de grenzen van de aarde bepaald.
Zomer en winter zijn door U gemaakt.

18 Vergeet niet, Heer, dat onze vijanden om U lachen.
Een volk van dwazen beledigt U.
19 Gooi uw volk, uw lieve duifje, toch niet voor de wilde dieren!
Heb alstublieft medelijden met uw arme volk!
20 Denk alstublieft aan uw verbond!
Want overal in het land heerst geweld.
21 Stuur de mensen in nood niet teleurgesteld weg
als ze bij U om hulp komen.
Zorg er alstublieft voor dat ze U zullen prijzen.
22 Kom, God! Kom alstublieft voor Uzelf op!
Vergeet niet dat die dwazen U de hele dag beledigen.
23 Hoor hoe uw vijanden tegen U schreeuwen.
Ze gaan tegen U tekeer.
Hun geraas stijgt aldoor op naar de hemel.

Spreuken 12:11

11 Als je op je akker werkt, zul je voldoende te eten hebben.
Maar als je met nietsnutten omgaat, heb je geen verstand.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016