Print Page Options Listen to Reading
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the NIV. Switch to the NIV to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
Jozua 7:16-9:2

De dief wordt gevonden

16 Toen liet Jozua 's morgens vroeg heel Israël zich per stam opstellen. De stam van Juda werd aangewezen. 17 Toen hij de families van Juda naar voren liet komen, wees Hij de familie van de Zarchieten aan. Toen hij de gezinnen van de Zarchieten naar voren liet komen, werd de familie van Zabdi aangewezen. 18 En toen hij de mannen van de familie van Zabdi één voor één naar voren liet komen, werd Achan aangewezen, de zoon van Karmi, die een zoon was van Zabdi, die een zoon was van Zera, uit de stam van Juda.

19 Jozua zei tegen Achan: "Mijn zoon, heb ontzag voor de Heer, de God van Israël. Geef toe aan de Heer dat je verkeerd hebt gedaan. Vertel me wat je gedaan hebt." 20 Achan antwoordde: "Ik ben inderdaad ongehoorzaam geweest aan de Heer, de God van Israël. Dit is wat ik heb gedaan. 21 Ik zag bij de buit een heel mooie mantel uit Babylonië, 200 sikkels (2 kilo) zilver en een staaf goud van 50 sikkels (550 gram). Die wilde ik zó graag hebben, dat ik ze heb meegenomen. Ga maar kijken, ik heb ze in mijn tent in de grond verstopt. Het zilver ligt onderop." 22 Toen stuurde Jozua een paar mannen naar Achans tent. Daar lag het inderdaad verstopt, het zilver onderop. 23 Ze haalden het tevoorschijn en brachten het naar Jozua en de Israëlieten. Daar legden ze het voor de Heer op de grond.

24 Toen bracht Jozua met heel Israël Achan met het zilver, de mantel en de staaf goud, zijn zonen en dochters, zijn koeien, ezels, schapen en geiten, zijn tent en al hun spullen naar het Achor-dal. 25 Jozua zei: "Zoals jullie ons in het ongeluk hebben gestort, zo zal de Heer jullie vandaag in het ongeluk storten." Toen gooiden de Israëlieten hen met stenen dood en verbrandden de lichamen. 26 Daarna maakten ze op de lijken een grote steenstapel, die er nu nog steeds ligt. Daarom noemden ze die plek: Achor-dal (= 'dal van ellende'). Zo heet dat dal nog steeds. Toen was de Heer niet langer kwaad.

Ai wordt veroverd

Daarna zei de Heer tegen Jozua: "Wees niet bang. Trek met je hele leger naar Ai. Ik geef de koning van Ai, zijn volk, zijn stad en zijn land in jullie macht. Jullie zullen met de koning van Ai hetzelfde doen als met Jericho en zijn koning. Alleen mogen jullie nu de buit en al het vee zelf hebben. Laat een deel van de mannen in een hinderlaag aan de andere kant van de stad gaan liggen." Toen maakte Jozua zich klaar om met een leger naar Ai te trekken. Hij koos 30.000 dappere mannen uit. Een aantal van hen zond hij 's nachts alvast op pad. Hij zei tegen hen: "Jullie moeten aan de andere kant van de stad in een hinderlaag gaan liggen. Ga niet te ver bij de stad vandaan en houd je klaar. Ikzelf zal met de andere mannen naar de stad gaan. Als dan hun leger uit de stad naar ons toe komt, zullen we net als de eerste keer vluchten. Dan zullen ze ons achterna komen. Zo lokken we hen bij de stad weg. Want ze zullen denken dat we net als de eerste keer voor hen vluchten. Dan komen jullie uit de hinderlaag tevoorschijn en veroveren Ai. En jullie Heer God zal de stad aan jullie geven. Zodra jullie in de stad komen, moeten jullie die in brand steken, zoals de Heer gezegd heeft. Dit is mijn bevel." Zo stuurde Jozua hen weg. Ze verborgen zich aan de westkant van de stad, tussen Bet-El en Ai. Maar Jozua bleef die nacht nog bij het volk.

10 Vroeg in de morgen verzamelde Jozua zijn mannen en trok op naar Ai. Hij en de leiders van Israël gingen voorop. 11 Zo kwam het hele leger bij de stad. Hij stelde zijn leger op aan de noordkant, met het dal tussen hem en Ai in. 12 Er lagen ongeveer 5000 mannen in de hinderlaag tussen Bet-El en Ai, aan de westkant van de stad. 13 Het leger stond dus zó opgesteld: het grootste deel van het leger aan de noordkant van de stad, en een klein deel in een hinderlaag aan de westkant van de stad. Die nacht stak Jozua het dal over.

14 Toen de koning van Ai dat 's morgens vroeg zag, trok hij met zijn mannen de stad uit om tegen Israël te strijden. Hij verzamelde zijn hele leger op een veld vlak bij het dal. Want hij wist niet dat een deel van Israëls leger in een hinderlaag lag, aan de andere kant van de stad. 15 Jozua en zijn leger deden alsof ze werden verslagen. Ze vluchtten in de richting van de woestijn. 16 Daarom werden alle mannen die in de stad waren achtergebleven, opgeroepen om hen te achtervolgen. Zo werden ze bij de stad vandaan gelokt. 17 Er bleef geen enkele man in Ai en Bet-El achter. Ze gingen allemaal Israël achterna. Zo bleef de stad onbeschermd achter.

18 Toen zei de Heer tegen Jozua: "Steek nu je speer omhoog in de richting van Ai. Want Ik geef jullie de stad." Jozua stak zijn speer omhoog in de richting van de stad. 19 Dat was het teken voor de mannen die in de hinderlaag lagen. Ze stonden haastig op en renden naar de stad. Ze trokken binnen en staken de stad in brand. 20 Toen de mannen van Ai omkeken, zagen ze aan de rook dat de stad in brand stond. Ze konden geen kant meer op. Want de mannen die naar de woestijn gevlucht waren, keerden zich nu om en vielen hun achtervolgers aan. 21 Want toen Jozua en heel Israël zagen dat de mannen vanuit de hinderlaag de stad in brand hadden gestoken, keerden ze zich om en versloegen de mannen van Ai. 22 Intussen trokken de Israëlieten die de stad hadden veroverd, hun tegemoet. Zo kwam het leger van Ai tussen de Israëlieten in te zitten, want de Israëlieten kwamen nu van twee kanten. En Israël doodde hen allemaal, niemand wist te ontsnappen. 23 Maar de koning van Ai grepen ze levend. Ze brachten hem naar Jozua.

24 De Israëlieten achtervolgden de mannen van Ai in het veld en in de woestijn. Ze doodden iedereen, tot en met de laatste man. Daarna gingen ze terug naar Ai en doodden daar iedereen. 25 Die dag werden er 12.000 mensen gedood, alle bewoners van Ai, mannen en vrouwen. 26 Jozua hield zijn speer omhoog totdat alle bewoners van de stad waren gedood. 27 Maar de buit en het vee namen de Israëlieten mee, zoals de Heer bevolen had. 28 Jozua verbrandde Ai, zodat er alleen puinhopen van overbleven. En die zijn er nu nog steeds. 29 De koning van Ai hing hij aan een paal en liet hem daar tot de avond hangen. Toen de zon onderging, gaf Jozua het bevel dat het lijk van de paal gehaald moest worden. Ze gooiden het bij de stadspoort neer en bedekten het met een grote stapel stenen. Die stenen liggen daar nu nog steeds.

Het altaar op de berg Ebal

30 Daarna liet Jozua op de berg Ebal een altaar bouwen voor de Heer, de God van Israël. 31 Ze bouwden het altaar van ruwe stenen, dus van stenen die ze niet met ijzeren gereedschap bewerkt hadden. Want dat had Mozes, de dienaar van de Heer, zo bevolen. Zo had hij het opgeschreven in het boek van de wet. Op dat altaar brachten ze brand-offers en dank-offers voor de Heer. 32 En Jozua schreef op de stenen van het altaar een kopie van de wet die Mozes voor Israël had opgeschreven. Heel Israël was daarbij.

33 Heel Israël verzamelde zich, met al zijn leiders en rechters. De Levitische priesters droegen de kist van het verbond. Links en rechts van hen stonden de leiders en de rechters. Het hele volk stond daar: alle mensen die als Israëliet geboren waren en alle vreemdelingen die bij hen woonden. De ene helft van het volk stond op de helling van de berg Gerizim, de andere helft daar tegenover op de helling van de berg Ebal. Mozes, de dienaar van de Heer, had bevolen dat het volk op die manier gezegend moest worden. 34 Daarna las Jozua de hele wet voor, de zegen en de vervloeking,[a] alles wat er in het boek van de wet stond. 35 Jozua sloeg geen woord over van wat Mozes had bevolen. Hij las alles voor aan het hele volk van Israël: mannen, vrouwen, kinderen en de vreemdelingen die zich bij hen aangesloten hadden.

Het plan van de bewoners van Gibeon

Alle koningen aan de westkant van de Jordaan, in de bergen, in de vlakte en langs de hele kust van de Grote Zee tot aan de Libanon, hoorden wat er was gebeurd. Dat waren de koningen van de Hetieten, de Amorieten, de Kanaänieten, de Perezieten, de Hevieten en de Jebusieten. Ze besloten met elkaar een verbond te sluiten om samen tegen Jozua te strijden.

Lukas 16:1-18

Het verhaal van de oneerlijke man

16 Jezus vertelde ook aan zijn leerlingen: "Er was eens een rijke man die iemand had die zijn geld beheerde. Maar de mensen kwamen hem waarschuwen dat de man het geld van zijn heer verspilde. De rijke man liet hem roepen en zei tegen hem: 'Wat hoor ik daar over jou? Geef de kasboeken maar aan mij, want je mag niet langer mijn geld beheren.' De man dacht bij zichzelf: 'Wat moet ik nu doen? Want mijn heer ontslaat mij. Spitten kan ik niet. Voor bedelen schaam ik me. Weet je wat, ik zal ervoor zorgen dat de mensen die aan mijn heer iets schuldig zijn, voor mij willen zorgen als ik straks geen werk meer heb.' En hij riep één voor één de mensen bij zich die nog iets aan zijn heer schuldig waren.

Hij zei tegen de eerste: 'Hoeveel ben je aan mijn heer schuldig?' Hij antwoordde: '100 tonnen olijf-olie.' Hij zei tegen hem: 'Hier is het papier waarop staat hoeveel je aan mijn heer schuldig bent. Ga vlug zitten, schrijf een nieuw papier en vul in: 50 tonnen.' Daarna zei hij tegen de tweede: 'En hoeveel ben jij schuldig?' Hij antwoordde: '100 zakken graan.' Hij zei tegen hem: 'Hier is het papier waarop staat hoeveel je aan mijn heer schuldig bent. Schrijf een nieuw papier en vul in: 80 zakken.' En de heer zei tegen de oneerlijke man: 'Dat heb je slim aangepakt!' Want de mensen die bij de wereld horen gaan slimmer met elkaar om dan de mensen die bij het licht horen.

Ik zeg jullie: maak vrienden met de hulp van de oneerlijke Mammon.[a] Als je dan op een gegeven moment niets meer hebt omdat je bent gestorven, zullen je vrienden je met open armen ontvangen in hun eeuwige hemelse huis."

Je kan maar één heer dienen

10 Jezus zei: "Als je eerlijk bent in kleine dingen, zul je ook eerlijk zijn in grote dingen. En als je oneerlijk bent in kleine dingen, zul je ook oneerlijk zijn in grote dingen. 11 Als je dus niet goed omgaat met de oneerlijke Mammon,[b] wie zal jou dan vertrouwen voor de werkelijk belangrijke dingen? 12 Als je niet eerlijk bent omgegaan met de spullen van een ander, wie zal jou dan vertrouwen voor de dingen waar je recht op hebt?[c]

13 Geen één dienaar kan twee heren dienen. Want hij zal altijd meer van de één houden dan van de ander. Je kan niet God dienen, én Mammon." 14 De Farizeeërs, die hebzuchtig zijn, hoorden wat Jezus zei. En ze lachten Hem uit. 15 Maar Hij zei tegen hen: "Jullie doen tegenover de mensen alsof jullie precies leven zoals God het wil. Maar God kent jullie hart. Wat de mensen erg bewonderen, vindt God walgelijk.

16 Totdat Johannes kwam, moesten jullie je aan de Boeken van de Wet en de profeten houden. Maar vanaf Johannes wordt het goede nieuws van het Koninkrijk van God aan de mensen verteld. En iedereen probeert op zijn eigen manier Gods Koninkrijk binnen te komen. 17 Maar het is gemakkelijker dat de hemel en de aarde zouden verdwijnen, dan dat er van de Wet ook maar één lettertje niet meer mee zou tellen.

18 Als je je vrouw wegstuurt en met een andere vrouw trouwt, ben je ontrouw aan je eerste vrouw. En als je met een vrouw trouwt die door haar man is weggestuurd, maak je haar ontrouw aan haar eerste man."[d]

Psalmen 82

Psalm 82

Een lied van Asaf.

God staat op in de vergadering van koningen.
Hij is de Rechter en spreekt recht over hen.
"Hoelang zullen jullie nog onrechtvaardig rechtspreken?
Hoelang nog laten jullie slechte mensen vrijuit gaan?
Ik wil dat jullie opkomen voor de arme mensen en de weeskinderen!
Wees rechtvaardig voor hen!
Red de mensen die in nood zijn!
Red hen uit de handen van slechte mensen!

Maar jullie weten niets en begrijpen niets.
Jullie lopen in het donker rond.
De aarde wankelt op haar fundamenten door jullie onrechtvaardigheid.
Ik heb wel gezegd dat jullie goden zijn,
en zonen van de Allerhoogste God.
Maar toch zullen jullie sterven als mensen.
Jullie zullen overwonnen worden en gedood."

Kom, God, wees Rechter over de aarde.
Want alle volken zijn uw eigendom.

Spreuken 13:2-3

Een goed mens zegt goede dingen en wordt daar zelf ook door gezegend.
Maar onbetrouwbare mensen overkomt alleen maar geweld.

Als je je tong beheerst, bewaar je je leven.
Maar als je je mond zijn gang laat gaan, loopt het slecht met je af.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016