Print Page Options Listen to Reading
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the CSB. Switch to the CSB to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
Richteren 7:1-8:17

God kiest Gideons leger uit

Jerubbaäl (dat is dus Gideon) stond met zijn mannen 's morgens vroeg op. Ze zetten hun kamp op bij de bron bij Harod. Het tentenkamp van Midian lag ten noorden van hen, in het dal achter de heuvel Moré. De Heer zei tegen Gideon: "Er zijn te veel mannen bij je. Ik wil niet dat je zo Midian overwint. Want dan zou het volk Israël gaan opscheppen. Ze zouden denken dat ze zelf Israël hebben bevrijd. Zeg tegen je mannen dat wie bang is, mag teruggaan. De mannen die bang zijn mogen teruggaan naar de bergen van Gilead." Toen gingen 22.000 mannen terug. Er bleven er 10.000 over.

Maar de Heer zei tegen Gideon: "Er zijn nog steeds te veel mannen bij je. Laat ze naar beneden gaan, naar het water. Dan zal Ik je daar aanwijzen wie je mee moet nemen en wie niet. Elke man waarvan Ik zeg: 'Deze moet meegaan,' mag met je meegaan. Maar elke man waarvan Ik je zeg: 'Deze mag niet meegaan,' mag niet meegaan." Toen liet Gideon de mannen naar beneden gaan, naar het water. En de Heer zei tegen hem: "Laat ze water drinken. Zet de mannen die gaan liggen en als een hond het water opslurpen, apart van de mannen die op hun knieën gaan zitten en het water met de hand opscheppen." Er waren 300 mannen die gingen liggen om het water met de hand aan de mond op te slurpen. De rest van de mannen was op de knieën gaan zitten om het water met de hand op te scheppen.

Toen zei de Heer tegen Gideon: "Door de 300 mannen die het water opgelikt hebben als een hond, zal Ik jullie bevrijden. Door hen zal Ik de Midianieten in jullie macht geven. De anderen mogen naar huis gaan." Toen namen Gideon en zijn mannen eten voor onderweg mee en de ramshorens. De anderen liet hij naar huis terug gaan. Maar die 300 mannen hield hij bij zich. Het tentenkamp van de Midianieten lag beneden hen in het dal.

Gideon omsingelt de vijand

Die nacht zei de Heer tegen hem: "Sta op en val het tentenkamp aan. Want Ik heb het in je macht gegeven. 10 Maar als je bang bent, ga er dan eerst alleen met je knecht Pura heen. 11 Dan kun je horen wat ze zeggen. Daarna zul je moed hebben om het tentenkamp aan te vallen." Toen ging hij met zijn knecht Pura naar beneden. Hij sloop tot aan de rand van het kamp. 12 De Midianieten en Amalekieten en de stammen van het Oosten lagen in het dal. Het leek wel een zwerm sprinkhanen. Hun kamelen waren zo ontelbaar als het zand langs de zee.

13 Toen Gideon aankwam, vertelde juist een man aan een ander wat hij had gedroomd. Hij vertelde: "Ik heb zo vreemd gedroomd! Er rolde een gerstebrood ons tentenkamp binnen. Het rolde tegen een tent en stootte die om. De tent viel om en daar lag hij, ondersteboven!" 14 Toen antwoordde de ander: "Dat gaat over de Israëliet Gideon, de zoon van Joas. God zal ervoor zorgen dat hij de Midianieten en dit hele leger verslaat!"

15 Zodra Gideon dit hoorde, boog hij zich in aanbidding neer. Toen ging hij terug naar het kamp van Israël en zei: "Sta op! De Heer heeft ons de overwinning op de Midianieten gegeven!" 16 Hij verdeelde de 300 mannen in drie groepen. Hij gaf iedereen een ramshoorn en een kruik met daarin een brandende fakkel. 17 En hij zei tegen hen: "Let goed op mij en doe hetzelfde als ik. We gaan eerst naar de rand van het kamp. 18 Als ik en de mannen die bij mij zijn op de ramshoorn blazen, moeten jullie dat ook doen. Zorg ervoor dat jullie eerst het hele kamp omsingeld hebben. En roep allemaal hard: 'Voor de Heer en voor Gideon!' "

19 Gideon kwam met zijn 100 mannen bij het tentenkamp. Het was rond middernacht en de wachtposten waren net gewisseld. Gideons mannen bliezen op de ramshorens en sloegen de kruiken stuk die ze bij zich hadden. 20 Ook de andere twee groepen deden dat. In hun linkerhand hielden ze de fakkel en in de rechterhand de ramshoorn waarop ze bliezen. En ze riepen hard: "Het zwaard van de Heer en van Gideon!" 21 Intussen bleven ze allemaal op hun plaats staan rond het tentenkamp. Maar in het kamp raakte het hele leger in paniek. Iedereen vluchtte schreeuwend weg. 22 Terwijl de 300 mannen op de ramshorens bliezen, zorgde de Heer ervoor dat de mannen in het tentenkamp in verwarring raakten, zodat ze elkaar voor de vijand aanzagen. Het hele leger vluchtte tot Bet-Sitta, in de richting van Zeredat, tot aan de grens van Abel-Mehola boven Tabbat.

De achtervolging

23 Toen werden de mannen van de stammen van Naftali, Aser en Manasse bij elkaar geroepen om de Midianieten te achtervolgen. Samen joegen ze hen achterna. 24 Ook stuurde Gideon boodschappers naar de bergen van de stam van Efraïm met de boodschap: "Kom naar beneden en ga de Midianieten tegemoet. Zorg ervoor dat ze tot bij Bet-Bara niet naar de overkant van de Jordaan kunnen vluchten." Toen verzamelden alle mannen van de stam van Efraïm zich. Zij zorgden ervoor dat de Midianieten tot aan Bet-Bara de Jordaan niet konden oversteken. 25 Ook namen ze twee koningen van Midian gevangen: Oreb en Zeëb. Oreb doodden ze op een rots en Zeëb in een druivenpers. Sindsdien heet die rots Oreb en de druivenpers Zeëb. Ze achtervolgden de Midianieten. De hoofden van Oreb en Zeëb brachten ze naar Gideon aan de overkant van de Jordaan. (lees verder)

De achtervolging (vervolg)

Maar de mannen van de stam van Efraïm waren woedend op Gideon. Ze zeiden tegen hem: "Wat is dit voor een manier van doen? Waarom heb je ons niet gelijk geroepen toen je tegen de Midianieten ging vechten?" En ze begonnen hevig ruzie met hem te maken. Maar hij antwoordde: "Wat ik heb gedaan is toch niets vergeleken met wat jullie hebben gedaan? Wat jullie ná mij hebben gedaan is toch veel beter dan wat ik en mijn mannen hebben gedaan? God heeft de koningen van Midian, Oreb en Zeëb, aan jullie uitgeleverd. Wat ik heb gedaan is daar toch helemaal niet mee te vergelijken?" Toen zakte hun woede.

Gideon doodt de koningen van Midian

Gideon was met zijn 300 mannen de Jordaan overgestoken. Ze waren inmiddels heel erg moe. Toch bleven ze de Midianieten achtervolgen. Toen ze bij Sukkot kwamen, vroeg hij aan de bewoners daar: "Geef me alsjeblieft een paar broden mee voor mijn mannen. We achtervolgen Zeba en Zalmuna, de koningen van Midian, en mijn mannen zijn moe." Maar de leiders van Sukkot zeiden: "Heb je Zeba en Zalmuna dan al in handen? Waarom zouden we brood aan je leger geven?" Toen zei Gideon: "Goed, maar als de Heer mij Zeba en Zalmuna geeft, zal ik jullie voor dat antwoord door dorens en distels laten rollen." Van daar ging hij naar Pnuël en vroeg aan de bewoners van Pnuël hetzelfde. Maar zij gaven hem hetzelfde antwoord als de bewoners van Sukkot. Toen zei hij tegen de bewoners van Pnuël: "Als ik veilig terugkom, zal ik jullie toren afbreken."

10 Intussen waren Zeba en Zalmuna met hun leger van ongeveer 15.000 mannen bij Karkor gekomen. Dat was alles wat er van het hele leger van de stammen uit het Oosten was overgebleven. Want er waren ongeveer 120.000 mannen gedood. 11 Gideon trok verder langs de weg van de volken die in tenten wonen ten oosten van Noba en Jogbeha. En hij versloeg het leger van Zeba en Zalmuna toen het dacht dat het veilig was. 12 Zeba en Zalmuna vluchtten. Maar hij achtervolgde hen en nam hen gevangen. Hun mannen joeg hij helemaal uit elkaar. 13 Voor de zon weer opkwam, kwam Gideon terug van de strijd. 14 Hij nam een jongen uit Sukkot gevangen. Hij liet hem de namen opschrijven van de 77 belangrijkste mannen van Sukkot. 15 Toen ging Gideon naar Sukkot en zei: "Jullie hebben mij toch uitgelachen toen jullie zeiden: 'Heb je Zeba en Zalmuna dan al in handen? Waarom zouden we brood aan jouw vermoeide mannen geven?' Maar kijk, hier zijn Zeba en Zalmuna!" 16 En hij liet dorens en distels halen en gaf de leiders van de stad daarmee ervan langs. 17 Daarna ging hij naar Pnuël. Hij brak de toren af en doodde de mannen van die stad.

Lukas 23:13-43

Jezus terug bij Pilatus

13 Toen riep Pilatus de leiders van de priesters en de leiders en het volk bij zich en zei: 14 "Jullie hebben deze Man bij mij gebracht. Jullie beschuldigen Hem ervan dat Hij het volk opstandig maakt tegen de keizer. Jullie waren erbij toen ik Hem ondervroeg. Maar ik heb niets ontdekt van de dingen waarvan jullie Hem beschuldigen. 15 En Herodes ook niet, want hij heeft Hem naar ons terug gestuurd. Hij heeft niets gedaan waarop de doodstraf staat. 16 Ik zal Hem dus zweepslagen laten geven en Hem dan vrijlaten." 17 Want hij was verplicht op het feest iemand vrij te laten. 18 Maar ze schreeuwden als één man: "Weg met Hem! Laat Barabbas vrij!" 19 Barabbas was gevangen genomen bij een rel in de stad. Want tijdens die rel had hij iemand gedood. 20 Maar Pilatus riep luid tegen hen, omdat hij Jezus wilde vrijlaten. 21 Maar ze riepen terug: "Aan het kruis met Hem! Aan het kruis met Hem!" 22 Hij zei voor de derde keer tegen hen: "Maar wat heeft Hij dan voor kwaad gedaan? Ik heb niets gevonden waarvoor Hij de doodstraf moet krijgen. Ik zal Hem dus zweepslagen laten geven en Hem dan vrijlaten!" 23 Maar ze eisten luid schreeuwend dat Hij gekruisigd zou worden. Ze schreeuwden harder en harder. 24 Toen besloot Pilatus te doen wat ze eisten. 25 Hij liet de man vrij die vanwege de rel en de moord in de gevangenis zat. Maar met Jezus mochten ze doen wat ze wilden.

Jezus aan het kruis

26 Toen ze Jezus meenamen, grepen ze een man die net van zijn land kwam. Dat was Simon uit Cyrene. Ze legden het kruis op zijn rug en dwongen hem om het achter Jezus aan te dragen. 27 Een grote groep mensen volgde Hem. Ook veel vrouwen volgden. Huilend en handenwringend van verdriet over Hem liepen ze mee. 28 Jezus draaide Zich naar hen om en zei: "Vrouwen van Jeruzalem, huil niet om Míj, maar om jullie zelf en om jullie kinderen. 29 Want er komt een tijd dat de mensen zullen zeggen: 'Het is heerlijk voor je als je nooit kinderen hebt gekregen.' 30 Want de mensen zullen tegen de bergen zeggen: 'Val op ons!' En tegen de heuvels: 'Bedek ons!' 31 Want als de mensen deze dingen doen met de levende tak, wat zal er dan met de dorre takken gebeuren?"

32 Er werden ook nog twee misdadigers meegenomen. Ze zouden tegelijk met Jezus ter dood gebracht worden.

33 Ze kwamen bij de plek die 'Schedelplaats' werd genoemd. Daar kruisigden ze Jezus. Ook de twee misdadigers werden gekruisigd. De één links en de ander rechts van Hem. 34 Jezus zei: "Vader, vergeef het hun. Want ze weten niet wat ze doen!" En de soldaten dobbelden erom hoe ze zijn kleren zouden verdelen.

35 De mensen stonden toe te kijken. Ook de leiders stonden daar. Ze maakten Jezus belachelijk en zeiden: "Andere mensen heeft Hij gered. Laat Hij dan nu Zichzelf redden, als Hij de Messias van God is, de Man die door God is uitgekozen!" 36 Ook de soldaten kwamen Hem belachelijk maken. Ze brachten Hem zure wijn en zeiden: 37 "Als Jij de koning van de Joden bent, red Jezelf dan!" 38 Boven zijn hoofd hing een bord waarop stond: 'Dit is de koning van de Joden.' Het stond er in het Grieks, het Romeins en het Hebreeuws.

39 Eén van de gekruisigde misdadigers schold Jezus ook uit. Hij zei: "Jij bent toch de Messias? Red dan Jezelf én ons!" 40 Maar de andere zei tegen hem: "Ben jij zelfs niet bang voor God nu je dezelfde straf krijgt als Hij? 41 Het is rechtvaardig dat wíj deze straf krijgen. Het is onze straf voor wat we hebben gedaan. Maar Híj heeft helemaal geen kwaad gedaan." 42 En hij zei tegen Jezus: "Jezus, denk aan mij als U in uw Koninkrijk komt." 43 Jezus zei tegen hem: "Ik zeg je dat je vandaag nog met Mij in het paradijs zal zijn."

Psalmen 97-98

Psalm 97

De Heer is Koning. Juich en jubel, aarde!
Eilanden, wees blij!
Om Hem heen zijn donkere wolken.
Hij heerst rechtvaardig en eerlijk.
Vuur gaat voor Hem uit
en vernietigt zijn vijanden.
Zijn bliksemstralen verlichten de wereld.
De aarde ziet het en beeft.
De bergen smelten weg als ze de Heer zien komen,
Hij, de Heerser van de hele aarde.
De hemel spreekt van zijn rechtvaardigheid.
Alle volken zien zijn hemelse macht en majesteit.
De mensen die beelden aanbidden en daarop vertrouwen,
zullen voor schut staan.
Alle goden moeten buigen voor Hem!
Jeruzalem is daar blij over.
De steden van Juda juichen wanneer U rechtspreekt.
Want U, Heer, bent de Allerhoogste God,
de Heer van de hele aarde, machtiger dan alle andere goden.

10 Als je van de Heer houdt, haat dan het kwaad.
Hij beschermt zijn vrienden.
Hij redt hen van de mensen die zich niets van Hem aantrekken.
11 De mensen die leven zoals Hij het wil,
hebben hoop en kunnen blij zijn.
12 Wees blij over wie de Heer is.
Prijs Hem!

Psalm 98

Een lied.

Zing een nieuw lied voor de Heer,
want Hij heeft wonderen gedaan.
Zijn kracht en zijn macht gaven Hem de overwinning.
De Heer heeft laten zien dat Hij redt.
Aan alle volken heeft Hij laten zien dat Hij rechtvaardig is.
Hij heeft zijn liefde en trouw laten zien aan het volk Israël.
De hele wereld heeft gezien dat onze God redt.
Juich voor de Heer, iedereen op aarde!
Roep en zing vrolijk voor de Heer!
Zing luid voor de Heer
en maak voor Hem muziek op de harp.
Juich voor de Heer onze Koning,
blaas op de ramshorens en de trompetten.
Zee, bruis van vreugde!
Aarde, juich met al je bewoners!
Klap in je handen, rivieren!
Bergen, juich met elkaar voor de Heer!
Want Hij komt rechtspreken over de aarde.
Hij zal rechtvaardig rechtspreken over de wereld, over de volken.

Spreuken 14:7-8

Blijf uit de buurt van een dwaas.
Want je zal uit zijn mond nooit een verstandig woord horen.

Een verstandig mens probeert te vinden hoe hij leven moet.
Maar een dwaas ziet niet dat hij zichzelf voor de gek houdt.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016