Print Page Options Listen to Reading
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the NIV. Switch to the NIV to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
1 Samuël 24-25

David krijgt de kans om Saul te doden in de grot

24 David vertrok daar en woonde in de berggrotten van En-Gedi. Toen Saul terugkwam van de strijd tegen de Filistijnen, werd tegen hem gezegd: 'David is in de En-Gedi-woestijn.' Toen ging Saul David en zijn mannen zoeken bij de Steenbok-rotsen. Hij nam 3000 van de beste soldaten uit Israël met zich mee. Ze kwamen bij de stallen voor de schapen die daar langs de weg staan. Daar ging Saul een grot in, omdat hij naar de wc moest. Maar David en zijn mannen zaten achterin die grot. Toen zeiden Davids mannen tegen hem: "Vandaag geeft de Heer je vijand in je macht. Dit is je kans om hem te doden!" David stond op en sneed stilletjes een punt van Sauls mantel af, zonder dat Saul het merkte. Davids hart bonsde hevig toen hij de punt had afgesneden. Hij zei tegen zijn mannen: "Dat nooit! Ik zal nooit mijn koning doden. Hij is door de Heer Zelf tot koning gezalfd!" Met die woorden hield David zijn mannen tegen toen ze Saul wilden overvallen.

Saul was intussen opgestaan. Hij verliet de grot en vertrok. Daarna stond David ook op, liep de grot uit en riep Saul na: "Mijn heer de koning!" Saul keek om. David knielde op de grond en boog zich diep. 10 Toen zei hij tegen Saul: "Waarom gelooft u de praatjes van de mensen die zeggen dat ik u wil doden? 11 Vandaag kunt u met eigen ogen zien dat het niet waar is. De Heer had u daarnet in de grot in mijn macht gegeven. Mijn mannen wilden u doden, maar ik hield hen tegen. Ik zei: 'Ik zal mijn heer niet doden, want hij is door de Heer gezalfd.' 12 Kijk, vader, ik heb de punt van uw mantel in mijn hand. Ik heb die van uw mantel afgesneden, zonder u te doden. Daaraan kunt u duidelijk zien dat ik u geen kwaad wil doen. Ik ben niet tegen u in opstand gekomen. Ik heb u niets gedaan. Maar toch probeert u mij te doden. 13 Laat de Heer Rechter zijn tussen u en mij. Laat de Heer u maar straffen voor wat u mij aandoet, maar ikzelf zal u niets doen. 14 Een oud spreekwoord zegt: 'Slechte mensen doen slechte dingen.' Maar ik zal u niets doen. 15 Wie bent u, de koning van Israël, eigenlijk aan het achtervolgen? Eén enkele vlo! Een dode hond! 16 Laat daarom de Heer onze Rechter zijn en over u en mij rechtspreken. Hij ziet wat er gebeurt. Hij zal voor mij opkomen en eerlijk rechtspreken."

17 Toen David dit tegen Saul had gezegd, vroeg Saul: "Ben jij dat, mijn zoon David?" Toen begon Saul te huilen. 18 Hij zei tegen David: "Jij bent een beter mens dan ik. Want jij bent goed voor mij geweest, terwijl ik jou kwaad heb gedaan. 19 Vandaag heb je me laten zien hoe goed je voor mij bent. Want je hebt me niet gedood, ook al gaf de Heer je vandaag daartoe de kans. 20 Als iemand zijn vijand vindt, zou hij hem dan zomaar laten gaan? De Heer zal je belonen voor wat je vandaag hebt gedaan. 21 Ik weet zeker dat jij koning zal worden. Jouw koningschap over Israël zal voor altijd blijven bestaan. 22 Zweer mij daarom bij de Heer dat je, als ik dood ben, mijn familie niet zal doden. Zweer mij dat mijn familienaam zal blijven bestaan." 23 En David zwoer het hem. Toen ging Saul naar huis. Maar David en zijn mannen gingen naar de grot in de bergen.

David en Nabal

25 Samuel stierf. Heel Israël kwam bij elkaar om over hem te treuren. Ze begroeven hem in zijn huis in Rama. En David vertrok naar de Paran-woestijn.

Nu woonde er in Maon een man die in Karmel veel vee hield. Hij was heel erg rijk: hij had 3000 schapen en 1000 geiten. Op een keer was hij bij Karmel zijn schapen aan het scheren. De man heette Nabal en zijn vrouw Abigaïl. De vrouw was heel verstandig en knap om te zien. Maar de man was ruw en onbeschoft. Hij was uit de familie van Kaleb.

Toen David in de woestijn hoorde dat Nabal zijn schapen aan het scheren was, stuurde hij er tien mannen heen. Hij zei tegen hen: "Ga naar Karmel, naar Nabal. Doe hem namens mij de groeten. Zeg tegen hem: Je moet de groeten hebben van David. Hij wenst jou en je familie het beste toe. We brengen je de volgende boodschap van David: 'Ik heb gehoord dat ze bij jou de schapen aan het scheren zijn. Jouw herders waren aldoor bij ons in de buurt, maar we hebben hen nooit lastig gevallen. Ook heeft niemand vee van hen gestolen zo lang zij bij Karmel waren. Vraag het maar aan je knechten. Ze zullen zeggen dat dat waar is. Wil je daarom zo vriendelijk zijn deze mannen iets mee te geven. Ze zijn immers op een feestdag gekomen.' "

Toen Davids mannen bij Nabal kwamen, brachten ze hem Davids boodschap over. Toen wachtten ze af. 10 Maar Nabal antwoordde hen: "Wie is David? Wie is de zoon van Isaï? Er zijn tegenwoordig zoveel knechten die bij hun heer weglopen. 11 Zou ik dan mijn brood, mijn water en de dieren die ik voor mijn scheerders heb geslacht, meegeven aan kerels van wie ik niet eens weet waar ze vandaan komen?" 12 De mannen gingen gelijk weer naar David terug. Ze vertelden hem wat Nabal gezegd had. 13 Toen zei David tegen zijn mannen: "Doe je zwaard om." Ze wapenden zich. Toen trok David met ongeveer 400 mannen naar Nabal, terwijl er 200 bij de spullen achterbleven.

David ontmoet Abigaïl

14 Maar één van Nabals knechten had aan Nabals vrouw Abigaïl verteld: "David heeft uit de woestijn boodschappers gestuurd om onze heer te groeten. Maar Nabal heeft heel bot tegen hen gedaan. 15 Toch zijn die mannen goed voor ons geweest. Niemand heeft ons ooit lastig gevallen. En er is niets van ons gestolen in de tijd dat wij bij hen in de buurt rondtrokken met het vee. 16 Ze hebben ons dag en nacht beschermd, al de tijd dat wij in hun buurt de schapen aan het hoeden waren.[a] 17 Doe alstublieft iets, want anders gebeurt er een ramp. En met Nabal valt niet te praten. Hij is een man van niets." 18 Toen nam Abigaïl haastig 200 broden, twee zakken wijn, vijf gebraden schapen, vijf maten geroosterd graan, 100 rozijnenkoeken en 200 klompen vijgen. 19 Ze laadde alles op ezels en zei tegen haar knechten: "Ga hiermee alvast naar David. Ik kom achter jullie aan." Maar ze zei niets tegen haar man Nabal.

20 Ze reed op de ezel door de bergkloof omlaag. Toen ze om een bocht kwam, zag ze plotseling vlak voor zich David en zijn mannen aankomen. 21 David had gezegd: "Aldoor heb ik het vee van die man in de steppe beschermd. Nooit miste hij een dier. Maar hij wil me er niet eens voor bedanken. Stank voor dank krijg ik. 22 Ik zweer bij de Heer dat ik vóór het ochtend wordt al zijn mannen gedood zal hebben!"

23 Toen Abigaïl David zag, sprong ze haastig vlak voor hem van haar ezel. Ze knielde voor zijn voeten op de grond. 24 Ze boog zich diep en zei: "Het is mijn schuld, heer. Wilt u alstublieft even naar me luisteren. 25 Let toch niet op die man van niets, op Nabal. Want zijn naam zegt wat hij is: hij heet Nabal (= dwaas) en hij is ook een dwaas. Maar ik wist er niets van dat u mannen gestuurd had. 26 Nu dan, mijn heer, ik zweer bij de Heer en bij u dat het met uw vijanden net zo slecht mag aflopen als met Nabal. De Heer heeft u tegengehouden om zelf wraak te nemen. 27 Nu breng ik u een geschenk, voor de mannen die met u zijn meegekomen. 28 Vergeef mij alstublieft wat ik fout gedaan heb. Ik weet zeker dat de Heer ervoor zal zorgen dat uw familie voor altijd zal blijven bestaan. Want u voert de oorlogen van de Heer. En u heeft uw hele leven nog nooit iets slechts gedaan. 29 Als ooit iemand zal proberen om u te doden, dan zal de Heer u zeker beschermen en u veilig bewaren. Uw Heer God bewaart u net zo zorgvuldig, als een herder de stenen voor zijn slinger zorgvuldig in zijn tas bewaart. Maar het leven van uw vijanden zal Hij wegslingeren zoals een herder een steen met zijn slinger wegslingert. 30 Op een dag zal de Heer u belonen voor alle goede dingen die u heeft gedaan. Hij zal u tot koning van Israël maken. 31 En u zal zich dan nooit schuldig hoeven te voelen. Want u heeft nu niet uit woede onschuldige mensen gedood. En wanneer de Heer u beloond heeft, denk dan alstublieft aan mij."

32 Toen zei David tegen Abigaïl: "Prijs de Heer, de God van Israël, dat Hij jou vandaag naar me toe gestuurd heeft. 33 Geprezen is je verstand en gezegend ben je zelf. Want vandaag heb jij ervoor gezorgd dat ik niet uit woede onschuldige mensen heb gedood. 34 De God van Israël heeft voorkomen dat ik je kwaad zou doen. Maar ik zweer bij de Heer: als jij mij niet haastig tegemoet gekomen was, zou er morgen bij Nabal niet één man meer in leven zijn geweest." 35 Toen nam David van haar aan wat ze had meegebracht. En hij zei tegen haar: "Ga in vrede naar je huis terug. Ik zal doen wat je hebt gevraagd." 36 Abigaïl kwam thuis en zag dat Nabal een geweldige feestmaaltijd hield, een maaltijd als van een koning. Nabal was erg vrolijk en heel erg dronken. Daarom vertelde ze hem nog helemaal niets van wat ze had gedaan. 37 Maar de volgende ochtend, toen Nabal zijn roes had uitgeslapen, vertelde zijn vrouw hem alles. Zijn hart bleef stilstaan en hij lag als een steen in bed. 38 Na ongeveer tien dagen doodde de Heer hem.

David trouwt met Abigaïl

39 Toen David hoorde dat Nabal dood was, zei hij: "Prijs de Heer. Hij is Rechter geweest over Nabal die mij zo slecht heeft behandeld. Prijs de Heer dat Hij mij heeft tegengehouden toen ik verkeerd wilde doen, en dat Hij Zelf Nabal heeft gestraft voor wat hij gedaan heeft." Daarna stuurde David boodschappers naar Abigaïl om haar te zeggen dat hij met haar wilde trouwen. 40 Ze kwamen bij Abigaïl in Karmel en zeiden tegen haar: "David heeft ons gestuurd om je te zeggen dat hij graag met je wil trouwen." 41 Ze stond op, boog zich diep en zei: "Ik wil zelfs wel de slavin zijn die de voeten van de knechten van mijn heer wast." 42 Daarna ging Abigaïl haastig op haar ezel mee met de boodschappers van David. Ze nam vijf van haar dienaressen mee en werd zijn vrouw.

43 David had nu twee vrouwen, want hij was ook met Ahinoam uit Jizreël getrouwd. 44 Maar Saul had zijn dochter Michal, de vrouw van David, aan Palti gegeven, de zoon van Laïs uit Gallim.

Johannes 10:22-42

Jezus op het feest van de herbouw van de tempel

22 Het was winter en het jaarlijkse feest begon waarop wordt gevierd dat de tempel in Jeruzalem herbouwd was. 23 Jezus wandelde in de tempel, in de 'Zuilengang van Salomo'. 24 De Joden gingen om Hem heen staan en zeiden tegen Hem: "Hoelang gaat U ons nog in spanning houden? Als U echt de Messias bent, zeg het ons dan eerlijk." 25 Jezus antwoordde: "Dat heb Ik jullie al gezegd, maar jullie geloven Mij niet. De dingen die Ik namens mijn Vader doe, laten duidelijk zien wie Ik ben. 26 Maar jullie geloven Mij niet, omdat jullie niet bij mijn schapen horen. Dat heb Ik jullie al gezegd. 27 Mijn schapen luisteren naar mijn stem, en Ik ken ze, en ze volgen Mij. 28 En Ik geef hun het eeuwige leven. Ze zullen tot in eeuwigheid niet verloren gaan. Ze zijn van Mij en niemand zal ze uit mijn handen kunnen roven. 29 Mijn Vader heeft hen aan Mij gegeven. Hij is machtiger dan wie dan ook. Niemand kan iets uit de handen van mijn Vader roven. 30 Ik en de Vader zijn helemaal één."

31 De Joden begonnen weer stenen aan te slepen om Hem daarmee dood te gooien. 32 Maar Jezus zei: "Ik heb laten zien wat voor geweldige dingen mijn Vader doet. Om welke van die dingen willen jullie Mij nu doden?" 33 De Joden antwoordden Hem: "We willen U niet doden vanwege de goede dingen die U doet, maar omdat U God beledigt. Want U, een mens, zegt van Uzelf dat U God bent." 34 Jezus antwoordde hun: "Er staat toch in de Boeken: 'Ik heb gezegd: jullie zijn goden'?[a] 35 God noemt de mensen dus goden als Hij tegen hen spreekt, en we moeten ons houden aan wat er in de Boeken staat. 36 Ik ben speciaal door de Vader geroepen om naar de wereld te gaan. Waarom zeggen jullie dan dat Ik God beledig, als Ik zeg dat Ik Gods Zoon ben? 37 Als Ik níet doe wat mijn Vader zegt, geloof Mij dan maar niet. 38 Maar als Ik dat wél doe en jullie Mij toch niet geloven, geloof dan de dingen die Ik doe. Dan zullen jullie moeten toegeven dat de Vader één met Mij is en Ik één ben met de Vader." 39 Toen probeerden ze opnieuw Hem te grijpen, maar Hij wist te ontkomen.

40 Hij vertrok weer naar de overkant van de Jordaan. Hij ging naar de plaats waar Johannes de eerste keer doopte. Daar bleef Hij. 41 En er kwamen veel mensen naar Hem toe. Ze zeiden: "Johannes deed wel geen wonderen, maar alles wat hij over deze Man heeft gezegd, is waar." 42 En veel mensen daar geloofden in Hem.

Psalmen 116

Psalm 116

Ik houd van de Heer, want Hij luistert naar mij.
Hij luistert als ik Hem om hulp roep.
Hij luistert naar mij.
Daarom zal ik mijn leven lang Hem altijd om hulp vragen.
De dood had mij in zijn greep.
Ik was doodsbang en ten einde raad.
Maar ik riep de Heer om hulp:
"Heer, red me alstublieft!"
De Heer is liefdevol en rechtvaardig.
Onze God houdt van ons en zorgt voor ons.
Hij beschermt de hulpeloze mensen.
Ik was zó zwak geworden, maar Hij heeft me gered.
Ik hoef niet meer onrustig te zijn,
want de Heer is goed voor mij geweest:
Hij heeft mijn leven gered,
mijn tranen gedroogd,
mijn voeten beschermd zodat ik niet struikelde.
Ik mag dicht bij de Heer leven,
Hij heeft mijn leven gered.
10 Ik bleef op Hem vertrouwen – en dat bleef ik zeggen –
zelfs toen ik wanhopig was.
11 Ik bleef op Hem vertrouwen toen ik bang was
en zei: "Geen mens is te vertrouwen!"
12 Hoe zal ik de Heer kunnen belonen
voor alles wat Hij voor mij heeft gedaan?
13 Ik zal aan iedereen vertellen
wat de Heer voor mij gedaan heeft.
Ik zal Hem prijzen.
14 Ik zal de Heer de offers brengen die ik Hem heb beloofd.
Iedereen zal het zien.
15 De Heer vindt het leven van zijn vrienden kostbaar.
16 Heer, ik ben uw dienaar!
U heeft mij bevrijd uit mijn ellende.
17 Ik zal U dank-offers brengen en U prijzen.
18 Ik zal U de offers brengen die ik U heb beloofd.
Iedereen zal het zien.
19 Ik zal U die offers brengen op het voorplein van uw huis
in de stad Jeruzalem.
Halleluja! Prijs de Heer!

Spreuken 15:20-21

20 Ouders zijn blij als hun zoon verstandig is.
Maar een dwaze zoon minacht zijn ouders.

21 Onverstandige mensen genieten van dwaasheid.
Maar verstandige mensen weten de juiste beslissingen te nemen.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016