Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the EHV. Switch to the EHV to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
Job 12-15

Job antwoordt Zofar

12 Maar Job antwoordde:

Ja, jullie zijn nog eens wijze mannen!
Als jullie dood zijn, zal ook de wijsheid uitgestorven zijn!
Maar ik ben ook niet dom.
Ik weet net zoveel als jullie.
Jullie vertellen mij heus niets nieuws.
Mijn vrienden lachen mij uit.
Maar ik roep God om hulp en Hij beantwoordt mijn gebed.
Iemand die leeft zoals God het wil, wordt nu eenmaal uitgelachen.
Mensen met wie het goed gaat, zeggen van hem:
"Het zal zijn eigen schuld wel zijn. Dat krijg je ervan."
Maar slechte mensen en misdadigers wonen in vrede.
Mensen die God kwaad maken, leven in alle rust
omdat God hun het goede geeft.

Maar vraag het eens aan de dieren.
Zij zullen het je uitleggen.
Vraag het eens aan de vogels.
Zij weten hoe het zit.
Of vraag het aan de aarde zelf.
Die zal jullie inlichten.
Vraag het aan de vissen in de zee.
Zij zullen het jullie vertellen.
Wie van hen weet niet
dat de Heer dit Zelf doet?
10 Zij weten allemaal
dat God het is die hun het leven heeft gegeven.
11 Zoals mijn mond het eten proeft,
zo proeven mijn oren of het wijs is wat ze horen.
12 Men zegt dat oude mensen wijs zijn.
Dat een lang leven verstandig maakt.
13 Maar alleen God is wijs en machtig.
Alleen Hij weet alles en begrijpt alles.
14 Als Hij iets afbreekt,
wordt het niet meer opgebouwd.
Als Hij iemand opsluit,
is er niemand die hem vrijlaat.
15 Als Hij het niet meer laat regenen,
drogen de beken op.
Als Hij de regen laat vallen,
wordt alles overspoeld.
16 Hij is machtig en verstandig.
Slechte mensen en hun slachtoffers zijn allebei in zijn macht.
17 Raadgevers stuurt Hij arm weg.
Rechters maakt Hij tot dwazen.
18 Mensen die door koningen gevangen gezet zijn, bevrijdt Hij.
In hun plaats bindt Hij de koningen vast.
19 Leiders stuurt Hij in armoede weg.
Machtige mensen brengt Hij ten val.
20 Raadgevers legt Hij het zwijgen op.
Oude wijze mannen neemt Hij hun wijsheid af.
21 Belangrijke mensen komen voor schut te staan.
Machtige mensen maakt Hij machteloos.
22 Hij legt de diepste diepten bloot.
De diepste duisternis brengt Hij aan het licht.
23 Hij maakt volken groot en vernietigt ze weer.
Hij maakt volken machtig en doet hen later weer verdwijnen.
24 Leiders van landen berooft Hij van hun verstand,
zodat ze ronddwalen in de wildernis.
25 Ze tasten rond in het donker,
ronddwalend alsof ze dronken zijn. (lees verder)

Job antwoordt Zofar (vervolg)

13 Dat heb ik allemaal met eigen ogen gezien.
Dat heb ik allemaal met eigen oren gehoord.
Wat jullie weten, weet ik ook.
Ik weet niet minder dan jullie.
Maar toch wil ik tot de Almachtige God spreken.
Toch verlang ik ernaar om me bij Hem te verdedigen.
Want jullie vertellen me alleen maar leugens.
Jullie lijken op een slechte dokter die alleen maar doet alsof hij weet wat je hebt.
Houden jullie je mond nu maar.
Dat zou veel verstandiger zijn.
En luister alsjeblieft naar wat ik tegen jullie zeg.
Doe iets met wat jullie van mij horen.

Willen jullie Hem met leugens verdedigen?
Zeggen jullie dingen die niet waar zijn omdat jullie voor Hem op willen komen?
Kiezen jullie partij voor Hem?
Denken jullie dat jullie Hem moeten verdedigen?
Wat gebeurt er als Hij jullie onderzoekt?
Denken jullie dat Hij die leugens dan niet vindt?
Mensen laten zich bedriegen, maar Hij niet!
10 Hij zal jullie streng straffen
als jullie in het geheim partijdig zijn.
11 Hebben jullie dan geen ontzag
voor zijn hemelse macht en majesteit?
12 Wat jullie zeggen heeft net zo weinig betekenis als stof.
Jullie verdediging is net zo zwak als een schild van klei.

13 Wees stil en luister naar wat ik te zeggen heb.
Ik zal zelf wel merken wat de gevolgen van mijn woorden zullen zijn!
14 Ik weet dat ze mij mijn leven kunnen kosten.
Maar dat heb ik ervoor over.
15 Als Hij mij voor mijn woorden wil doden,
blijf ik toch nog hopen dat Hij naar mij wil luisteren.
Ik wil me tegenover Hem verdedigen.
16 En Hij zál ook naar mij luisteren.
Want Hij weigert alleen om te luisteren naar mensen die zich helemaal niets van Hem aantrekken.
17 Luister goed naar wat ik zeg.
Luister goed en zet je oren wijd open.
18 Ik ga nu aan de Rechter mijn zaak uitleggen.
Ik wéét gewoon dat Hij mij gelijk zal geven.
19 Niemand kan mij tegenspreken!
Als ik nog langer zwijg, wordt dat mijn dood.

20 God, ik vraag maar twee dingen van U,
zodat ik me niet langer voor U hoef te verbergen:
21 laat mij alstublieft met rust
en maak mij niet langer bang.
22 Roep mij, dan zal ik U antwoorden.
En geef mij alstublieft antwoord als ik spreek.
23 Hoe vaak ben ik U ongehoorzaam geweest?
Vertel me toch wat ik verkeerd heb gedaan!
24 Waarom verbergt U Zich voor mij?
Waarom behandelt U me als een vijand?
25 Waarom doet U mij kwaad?
Ik stel niets voor!
Ik ben maar als een afgevallen blad, een verdroogde grashalm.
26 Waarom straft U me zo zwaar?
Waarom straft U me nu pas
voor de dingen die ik verkeerd heb gedaan toen ik nog jong was?
27 U heeft mij gevangen gezet, met mijn voeten in het blok.
U bespiedt alles wat ik doe en laat mijn voeten struikelen.
28 Ik voel mij als een verrot stuk hout,
als een door de motten aangevreten mantel. (lees verder)

Job antwoordt Zofar (vervolg)

14 Een mens wordt geboren
en leeft een kort leven vol zorgen en verdriet.
Hij lijkt op een bloem die even bloeit en dan weer doodgaat.
Hij lijkt op een schaduw die voorbijglijdt en verdwijnt.
Waarom besteedt U aan zo'n onbelangrijk mens uw tijd?
U begint een rechtszaak tegen mij!
Maar er kan toch nooit iets zuivers voortkomen uit iets wat onzuiver is?
Waarom verwacht U dat dan wel van mij?

Eerst heeft U bepaald hoelang ik leef.
U heeft bepaald hoeveel maanden mijn leven zal tellen.
U heeft de grenzen van mijn leven vastgesteld.
Laat mij dan nu met rust, Heer,
en let niet aldoor op mij.
Laat mij weer rustig van mijn dagen genieten,
zoals een knecht rustig geniet van zijn werk.

Voor een omgehakte boom is er altijd nog hoop.
Er zullen weer nieuwe takjes uit de stronk groeien.
Er komen altijd wel weer nieuwe blaadjes aan.
Zelfs als zijn wortels in de grond oud worden
en de stronk in de aarde sterft,
komen er weer blaadjes aan als hij water ruikt.
Er groeien weer takjes uit als bij een jonge plant.
10 Maar als een mens zwak wordt en sterft,
is het voor altijd afgelopen.
Eenmaal dood is hij voor altijd verdwenen.
11 Net zoals het water uit een meer verdampt,
en net zoals een rivier opdroogt,
12 zo gaat een mens liggen als hij sterft en staat nooit meer op.
Zolang de hemel blijft bestaan, wordt hij niet meer wakker.
Hij slaapt voor altijd de slaap van de dood.

13 Ik wilde wel dat U mij in het dodenrijk zou verbergen,
totdat uw boosheid over was.
Ik wilde wel dat U mij daar voor een bepaalde tijd zou vergeten,
totdat U weer goed voor mij wilde zijn.
14 Als een mens sterft, kan hij dan weer levend worden?
Want als dat zou kunnen, zou ik weer hoop hebben in deze zware tijd.
Dan zou ik weten dat alle ellende op een dag voorbij zal zijn.

15 Ik wilde wel dat U mij zou roepen.
Dan zou ik U antwoorden.
Wilde U maar omgaan met mij, uw maaksel!
16 Maar nee, U let op elke stap die ik zet.
Geen enkele ongehoorzaamheid ziet U over het hoofd.
17 Alles wat ik verkeerd heb gedaan bewaart U,
zoals je iets wegbergt in een zak.
U stapelt het allemaal op.
18 En net zoals een berg instort tot puin,
net zoals een rots van zijn plaats wordt gerukt,
19 net zoals het rivierwater stenen afslijpt,
net zoals zand de planten weer bedekt die er op gegroeid zijn,
zo vernietigt U mijn hoop.

20 U overvalt een mens en het is voor altijd met hem afgelopen.
U verandert zijn blijdschap in verdriet en stuurt hem weg.
21 Misschien gaat het heel erg goed met zijn zonen,
maar hij ziet het niet.
En als het slecht afloopt met zijn zonen,
merkt hij daar ook niets van.
22 Hij wordt opgeslokt door zijn eigen pijn en ellende.

Het antwoord van Elifaz

15 Toen antwoordde Elifaz hem:

Wat praat jij een onzin.
Kan een wijs man zulke dingen zeggen?
Je staat maar wat te kletsen.
Hoe kun je je daarmee verdedigen?
Jij hebt helemaal geen ontzag voor God meer.
Met zulke woorden toon je helemaal geen eerbied voor God.
Want juist omdat je schuldig bent, zeg je zulke dingen.
Jij probeert met sluwe woorden je eruit te praten.
Jouw eigen woorden veroordelen je, niet ik.
Ja, je eigen woorden getuigen tegen jou.
Was jij soms de allereerste mens die geboren werd?
Was jij er eerder dan de heuvels die door God werden gemaakt?
Heb jij God afgeluisterd toen Hij overlegde hoe Hij alles zou doen?
Heb je daar je wijsheid vandaan?
Wat weet jij dat wij niet weten?
Wat begrijp jij wat wij niet begrijpen?
10 Eén van ons is een oude wijze man,
ouder zelfs dan jouw vader!
11 Vind je dat God je niet voldoende troost?
Zijn we te vriendelijk tegen je geweest
zodat het niet duidelijk was wat we je wilden zeggen?
12 Waarom ga je zo tekeer,
waarom kijk je zo fel uit je ogen?
13 Kom je soms in opstand tegen God?
Hoe durf je zulke dingen te zeggen?
14 Kan een mens soms helemaal zonder fouten zijn?
Kan hij helemaal volmaakt zijn?
15 God vindt zelfs de engelen in de hemel niet te vertrouwen.
Zelfs de hemelbewoners vindt Hij niet volmaakt.
16 Dan kan Hij toch zeker alleen maar walgen
van iemand die het kwaad opdrinkt als water!

17 Ik zal je uitleggen hoe het zit,
dus luister goed naar mij.
Ik zal je vertellen wat ik weet.
18 Ik zal je vertellen wat ik van de wijze mannen heb gehoord.
En zij hebben dat weer van hun vaders geleerd.
19 Ik zal je vertellen hoe het was toen alleen zij in het land leefden,
en er nog geen vreemdelingen woonden.
20 Het zit zo:
mensen die zich niets van God aantrekken,
doen zichzelf alleen maar ellende aan.
Schurken kennen niets anders dan narigheid,
alle jaren van hun leven.
21 Zo iemand schrikt van elk geluid.
En als hij geen enkel kwaad verwacht,
wordt hij plotseling overvallen door een vijand.
22 Hij weet dat de dood op hem loert.
Hij weet dat hij op een dag vermoord zal worden.
23 Hij zwerft rond om te overleven, bedelend om eten.
Maar hij weet dat elk moment de dood kan toeslaan.
24 Doodsbang is hij.
Doodsangst overvalt hem en er is geen redding.
25 Want hij heeft zich tegen God verzet.
Hij is tegen de Almachtige God in opstand gekomen.
26 Hij stormt overmoedig op Hem af,
met zijn sterke, mooi versierde schild opgeheven.
27 Hij heeft zijn gezicht ingesmeerd met vet.
Ook zijn lichaam heeft hij daarmee ingesmeerd.
28 Hij woont in verwoeste steden,
in huizen waar niemand meer woont en die helemaal in puin liggen.
29 Hij zal niet rijk worden.
Wat hij bezit raakt hij kwijt en uiteindelijk heeft hij niets meer.
30 Hij kan niet aan de dood ontsnappen.
Hij lijkt op een boom waarvan de takken zijn verbrand
en waarvan de bladeren door de hete adem van het vuur zijn afgerukt.
31 Waar hij op vertrouwde, blijkt alleen maar lucht te zijn.
Hij komt bedrogen uit, want uiteindelijk bezit hij niets meer.
32 Nog vóór zijn dood zal het met hem afgelopen zijn.
Het zal ook nooit meer goed komen.
33 Hij lijkt op een wijnstruik waarvan de druiven te vroeg afvallen.
Of op een olijfboom die zijn bloesems verliest.
34 Want uiteindelijk loopt het slecht af
met de mensen die zich niets van God aantrekken.
Hun huizen gaan in vlammen op.
35 Ze broeden misdadige plannen uit
en doen alleen maar slechte dingen.
Ze zijn één en al slechtheid.

1 Corinthiërs 15:29-58

29 Stel dat de doden niet zullen opstaan. Wat voor zin heeft het dan dat sommige mensen zich laten dopen voor mensen die al gestorven zijn? Waarom laten zij zich dan in hun plaats dopen? 30 En waarom zou ik dan nog elk moment van de dag in gevaar willen zijn? 31 Luister goed, broeders en zusters, jullie op wie ik zo trots ben in Jezus Christus onze Heer! Ik kijk elke dag de dood in de ogen! 32 Wat heb ik er menselijk gezien aan, als ik in Efeze met wilde dieren heb gevochten, als de doden niet zullen opstaan? Laten we dan maar eten en drinken en feestvieren, want morgen zijn we misschien dood.

33 Houd jezelf niet voor de gek! Als jullie met slechte mensen omgaan, gaan jullie vanzelf net zulke slechte dingen doen als zij. 34 Gebruik toch je gezonde verstand! Stop met ongehoorzaam te zijn aan God! Sommigen van jullie hebben er geen idee van wie God is. Jullie moesten je schamen!

Hoe worden de doden weer levend gemaakt?

35 Jullie zeggen misschien: "Maar hóe worden de doden dan weer levend gemaakt? En wat voor lichaam hebben ze dan?" 36 Maar dat is een dwaze vraag! Alles wat je zaait, moet eerst sterven. Pas dan kan er nieuw leven uit ontstaan. 37 En wat je zaait, ziet er niet hetzelfde uit als wat er later uitkomt. Wat je zaait is maar een simpele korrel, bijvoorbeeld graan. 38 Maar God laat er een bepaalde plant uit groeien. Uit elke soort zaad groeit een bepaalde soort plant.

39 Ook zijn niet alle levende wezens hetzelfde. Het lichaam van mensen is anders dan van dieren. En het lichaam van vogels is weer anders dan van vissen. 40 En aardse lichamen zoals mensen, dieren en planten, zijn weer anders dan de hemellichamen zoals zon, maan en sterren. Ze zijn verschillend van schoonheid. 41 En het licht van de zon is ook weer anders dan het licht van de maan of van de sterren. En de ene ster schijnt helderder dan de andere ster.

42 Zo is het ook met de opstanding uit de dood. Wat wordt gezaaid, is sterfelijk. Maar wat opstaat uit de dood, is onsterfelijk. 43 Wat wordt gezaaid is niet mooi. Wat opstaat uit de dood is prachtig. Wat wordt gezaaid, is zwak. Maar wat opstaat uit de dood, is vol kracht. 44 Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar er staat een geestelijk lichaam op. Want net zoals er een aards lichaam bestaat, bestaat er ook een geestelijk lichaam. 45 Dat staat ook in de Boeken: "De eerste mens, Adam, werd een levend wezen." Maar de laatste Adam (= Jezus) werd een levendmakende Geest. 46 Maar het geestelijke was er niet het eerst. Eerst kwam het aardse. Daarna pas het geestelijke. 47 De eerste mens werd uit het stof van de aarde gemaakt. Maar de tweede Mens is uit de hemel. 48 Alle aardse mensen lijken op de eerste aardse mens. En alle hemelse mensen lijken op de hemelse Mens. 49 En net zoals we eerst lijken op die aardse mens, zo zullen we later lijken op die hemelse Mens.

50 Maar ik zeg jullie, broeders en zusters: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk van God niet binnengaan. Sterfelijke dingen kunnen geen onsterfelijkheid binnengaan. 51 Kijk, ik vertel jullie een goddelijk geheim. We zullen niet allemaal eerst sterven. Als de laatste trompet klinkt,[a] zullen we allemaal in één ogenblik veranderd worden. 52 Want op een dag zal er op de trompet worden geblazen. Dan zullen de doden als onsterfelijke mensen uit de dood opstaan. En wij zullen op dat moment veranderd worden. 53 Want dit sterfelijke lichaam moet onsterfelijkheid aantrekken. 54 En op het moment dat dit sterfelijke lichaam onsterfelijkheid heeft aangetrokken, is werkelijkheid geworden wat in de Boeken staat: "De dood is opgeslokt door de overwinning. 55 Dood, wat wil je nu nog? Waar is nu je macht?" 56 De dood heeft macht door het kwaad, en het kwaad heeft macht door de wet van Mozes. 57 Maar prijs God, Hij heeft ons de overwinning gegeven door onze Heer Jezus Christus.

58 Wees daarom altijd sterk in het geloof, lieve broeders en zusters. Houd vol en doe altijd je best voor de Heer. Jullie moeten weten dat álles wat je voor de Heer doet, beloond zal worden.

Psalmen 39

Psalm 39

Voor Jedutun, de leider van het koor. Een lied van David.

Ik was van plan om goed op te letten
en mijn tong in bedwang te houden
zodat ik niets verkeerds zou zeggen
tegenover de mensen die zich niets van U aantrekken.
Dus zweeg ik en zei helemaal niets.
Ik hield mijn mond.
Maar mijn zorgen werden steeds groter.
Mijn hart brandde in mijn binnenste.
Ik móet U wel vragen:
Heer, laat me weten hoelang ik nog zal leven.
Zeg me hoeveel dagen mijn leven nog tellen zal.
Dat zal mij helpen om te begrijpen hoe sterfelijk ik ben.
Mijn leven duurt voor U maar een ogenblik.
Een mensenleven is voor U als één enkele zucht.
Elk mens, hoe goed het ook met hem gaat,
is uiteindelijk niets.
Hij is maar een schaduw die voorbij glijdt.
Hij werkt voor niets zo hard:
hij verzamelt rijkdom, maar weet niet eens voor wie.

Heer, waar kan ik nog op hopen?
Ik kan alleen maar vertrouwen dat U mij redt!
Vergeef me alles wat ik verkeerd heb gedaan.
Zorg er alstublieft voor dat mijn vijanden me niet kunnen uitlachen.
10 Ik zwijg, ik zeg helemaal niets.
Want U doet wat U wil.
11 Maar wees niet langer boos op mij!
Ik sterf zowat onder uw straf!
12 Als U iemand straft voor de slechte dingen die hij heeft gedaan,
dan voelt hij zich ziek en zwak.
Zijn schoonheid verdwijnt als sneeuw voor de zon.
Want wat is een mens? Eén enkele zucht!
13 Luister naar mijn gebed, Heer, ik roep U om hulp!
Zwijg niet als ik huilend tot U bid.
Ik heb geen rechten bij U,
want ik ben maar een vreemdeling bij U,
net als mijn voorouders.
14 Wees niet langer boos op mij.
Laat me nog een poosje gezond en gelukkig zijn
vóórdat ik sterf en ik er niet meer ben.

Spreuken 21:30-31

30 Geen mens is wijzer of verstandiger dan God.

31 Je kan je paarden wel klaarmaken voor de strijd,
maar de overwinning hangt niet van de paarden af maar van de Heer.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016