The Daily Audio Bible
Today's audio is from the NIV. Switch to the NIV to read along with the audio.
Israël gedraagt zich als de volken die geen verbond met God hebben (vervolg)
10 Jeremia zegt: "Volk van Israël, luister naar wat de Heer tegen jullie zegt! 2 Doe niet wat de andere volken doen. Denk niet dat de dingen die je aan de hemel ziet, iets zeggen over de toekomst. Laat je er niet bang door maken, zoals de andere volken. 3 Want wat de andere volken aanbidden, is machteloos. Het zijn gewoon stukken hout die mensen uit het bos hebben gekapt. 4 Ze hebben er met een beitel een vorm aan gegeven en die met zilver en goud versierd. Ze zetten ze daarna met spijkers vast, zodat ze niet kunnen omvallen. 5 Zo staan ze daar. Het zijn net vogelverschrikkers, want spreken kunnen ze niet. Ze moeten gedragen worden, want ze kunnen niet zelf lopen. Wees niet bang voor zulke goden, want ze doen geen kwaad. Maar ze doen ook niets goeds!
6 Heer, niemand is als U. U bent geweldig en U bent machtig. 7 Iedereen zou voor U ontzag moeten hebben. U heeft daar recht op, want U bent de Koning van alle volken. Geen enkel wijs man van de volken, geen mens in al de koninkrijken, is zoals U. 8 Want hierin zijn zij allemaal onverstandig en dwaas: ze aanbidden beelden van hout. Het is onzin om zoiets te aanbidden. 9 Die beelden worden wel door vakmensen bedekt met zilver uit Tarsis en goud uit Ufaz, en ze hebben wel kostbare mantels om, maar ze zijn helemaal door mensen gemaakt.
10 Maar de Heer God is de Waarheid. Hij is de levende God, de eeuwige Koning. Als Hij boos is, beeft de aarde. Geen volk overleeft het als Hij kwaad op hen is. 11 Zeg tegen de volken: Goden die de hemel en de aarde niet hebben gemaakt, zullen weer van de aarde en vanonder de hemel verdwijnen. 12 God maakte de aarde door zijn kracht. Hij maakte de wereld met wijsheid. Hij plaatste de hemel met verstand. 13 Als Hij spreekt, dreunt zijn stem langs de hemel als het dreunen van de zee. Hij roept de wolken van het einde van de aarde. Hij laat het bliksemen en regenen. Hij haalt de wind uit zijn voorraadkamers.
14 De mensen zijn onverstandig en weten niets van God. De goudsmeden staan voor schut met hun beelden. Want het zijn maar leugens. Er zit geen leven in. 15 Ze hebben niets te betekenen. Ze zijn alleen maar bespottelijk. Als God hen straft, blijft er niets van hen over. 16 De God van Jakob lijkt niet op die goden. Want Hij is de Maker van alles. En Israël is zijn eigendom. Hij is de Heer van de hemelse legers!
17 Pak al je spullen in om de stad uit te vluchten, bewoners van Jeruzalem! 18 Want de Heer zegt: 'Deze keer slinger Ik de bewoners van dit land weg als stenen uit een slinger. Ik zal hen in grote moeilijkheden brengen. Want alleen dan zullen ze weer bij Mij terugkomen.' "
Jeremia's verdriet over alles wat er gaat gebeuren
19 Jeremia zegt: Ik heb zo'n verdriet! Ik heb zo'n pijn! Maar we moeten het verdragen. 20 Ons leven stort in als een tent waarvan de touwen zijn losgerukt. De bewoners zijn uit het land vertrokken. Niemand zal ons nog helpen. 21 De leiders, de herders van dit volk, zijn dwaas. Ze willen niet teruggaan naar de Heer. Daarom nemen ze onverstandige besluiten en is hun hele kudde uit elkaar geslagen. 22 We horen geruchten en beangstigend nieuws uit het noorden! Er wordt gezegd dat alle steden van Juda verwoest zullen worden. Er zullen alleen nog jakhalzen wonen.
23 Ik weet, Heer, dat de mensen niet zelf mogen kiezen hoe ze leven. Ik weet dat wij niet zelf mogen bepalen wat we doen. 24 Heer, U mag ons straffen als dat nodig is. Maar straf ons niet zo zwaar als we verdiend hebben. Anders blijft er niets van ons over. 25 Stort uw volle woede maar uit over de volken die U niet kennen, over de mensen die U niet aanbidden. Want ze hebben ons verslonden. Ze hebben ons helemaal vernietigd. En ze hebben ons mooie land veranderd in een wildernis!"[a]
Israël heeft het verbond met zijn God verbroken
11 De Heer zei tegen mij: 2 "Zeg tegen de bewoners van Juda en Jeruzalem: Luister naar wat Ik in mijn verbond heb gezegd. 3 Dit zegt de Heer, de God van Israël: Als iemand zich niet houdt aan mijn verbond, is hij vervloekt.[b] 4 Ik heb dat verbond met jullie voorouders gesloten toen Ik hen uit de slavernij van Egypte bevrijdde. Ik heb toen gezegd: 'Luister naar Mij en doe alles wat Ik zeg. Dan zullen jullie mijn volk zijn en zal Ik jullie God zijn. 5 Dan zal Ik jullie het prachtige en vruchtbare land geven dat Ik aan jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob heb beloofd. Dat is het land waar jullie nu wonen." Ik antwoordde: "Ja, Heer, dat is zo." 6 En de Heer zei: "Roep dit tegen de bewoners van de steden in Juda. Roep het in de straten van Jeruzalem. Zeg: Houd je aan Gods verbond. Doe wat daarin staat. 7 Want vanaf de dag dat Ik jullie voorouders uit Egypte bevrijdde tot nu toe, heb Ik aldoor duidelijk gezegd: 'Luister naar Mij.' 8 Maar ze luisterden niet. Ze deden alsof ze doof waren. Ze waren koppig en ongehoorzaam en deden de slechte dingen die ze zelf wilden. Daarom heb Ik alles gedaan wat Ik gezegd heb toen Ik met hen dit verbond sloot.[c] Want ze hebben niet naar Mij geluisterd."
Gods boosheid over alle godenbeelden
9 Verder zei de Heer tegen mij: "Er is een samenzwering van de bewoners van Juda en Jeruzalem. 10 Ze zijn dezelfde slechte dingen gaan doen als hun voorouders. Net als zij willen ze niet naar Mij luisteren. Net als zij zijn ze andere goden gaan aanbidden. Het koninkrijk Israël en het koninkrijk Juda hebben het verbond verbroken dat Ik met hun voorouders had gesloten. 11 Daarom zal Ik een ramp over hen laten komen. Ze zullen er niet aan kunnen ontsnappen. Dan zullen ze tot Mij schreeuwen in hun nood. Maar Ik zal niet naar hen luisteren. 12 De bewoners uit de steden van Juda en de bewoners van Jeruzalem zullen schreeuwen tot de goden aan wie ze offers hebben gebracht. Maar die zullen hen niet kunnen redden. 13 Er zijn net zoveel goden in Juda als dat er steden zijn! Er zijn net zoveel altaren in Jeruzalem als dat er straten zijn! Altaren waarop ze offers brengen aan die vreselijke goden!
14 Jeremia, bid niet voor dit volk. Smeek Mij niet om nog iets voor hen te doen. Spreek geen gebeden voor hen uit. Want Ik zal niet naar hen luisteren als ze tot Mij schreeuwen in hun ellende.
15 Ik houd van jullie, maar wat doen jullie in mijn tempel? Jullie offeren aan allerlei goden, en niet aan Mij. Jullie vinden het heerlijk om slechte dingen te doen. 16 Ik noemde jou mijn prachtige olijfboom, vol heerlijke olijven. Maar nu steek Ik je in een geweldige storm rondom in brand. Je takken zullen verbranden. 17 Ik, de Heer van de hemelse legers, heb jou geplant. Maar nu zal Ik je vernietigen door een ramp. Dat doe Ik omdat je zoveel slechte dingen hebt gedaan. Want het koninkrijk Israël en het koninkrijk Juda hebben Mij woedend gemaakt met hun offers aan andere goden."
Een samenzwering tegen Jeremia
18 De Heer waarschuwde mij dat de mensen me wilden doden. Toen zag ik pas wat ze aan het doen waren. 19 Want ik had eerst helemaal niets in de gaten. Net zoals een lam of een koe het niet in de gaten heeft dat hij meegenomen wordt om geslacht te worden. Ik wist niet dat er een samenzwering tegen mij was. Dat ze gezegd hadden: 'Laten we hem vermoorden. Dan hoeven we hem niet meer aan te horen. Dan kunnen we hem vergeten!' 20 Maar, Heer van de hemelse legers en Rechtvaardige Rechter, U weet wat er diep in het hart van de mensen is. U zal over hen rechtspreken en hen straffen! Ik vertrouw op U!
21 De Heer zei tegen mij: "Dit zeg Ik, de Heer, tegen de mannen van Anatot, omdat ze je willen vermoorden. Ze zeggen tegen je: 'Als je nog een keer profeteert namens de Heer, vermoorden we je!' 22 Daarom zegt de Heer van de hemelse legers: Ik zal hen straffen. Ze zullen door het zwaard worden gedood. Hun zonen en dochters zullen sterven van de honger. 23 Er zal niemand van hen in leven blijven. Want Ik zal komen om hen te straffen."
18 Vrouwen, dien bescheiden en liefdevol je man, zoals dat past als je bij de Heer hoort. 19 Mannen, houd van je vrouw, en wees niet hard en liefdeloos tegen haar.[a] 20 Kinderen, wees in alles gehoorzaam aan je ouders, want daar is de Heer blij mee. 21 Vaders, prikkel je kinderen niet door veel kritiek en weinig lof, want dan worden ze moedeloos en boos. 22 Slaven,[b] gehoorzaam je meesters in alles. Werk niet alleen goed om een goede indruk op hen te maken. Maar doe je werk goed omdat jullie ontzag voor de Heer hebben en Hem willen gehoorzamen. 23 Wat je ook doet, doe het met je hele hart, alsof je het voor de Heer doet en niet voor mensen. 24 Onthoud dat God je er als beloning zijn erfenis voor zal geven. Want je werkelijke Meester is Christus. 25 Iedereen die slechte dingen doet, zal daarvoor ook gestraft worden. Of hij meester is of slaaf maakt voor God niet uit. (lees verder)
Het nieuwe leven moet zichtbaar worden (vervolg)
4 Meesters, wees eerlijk tegen jullie slaven en behandel hen goed. Bedenk dat jullie zelf óók een Meester hebben, namelijk een Meester in de hemel.
Groeten
2 Blijf bidden. Houd daar nooit mee op. Dank God. 3 Bid ook voor ons. Bid dat God als het ware de deur voor ons open zet en ons mogelijkheden geeft om aan de mensen het goddelijke plan van Christus te kunnen vertellen, waarvoor ik nu in de gevangenis zit. 4 Als jullie voor mij bidden, zal ik het goede nieuws precies zó kunnen vertellen als God van mij vraagt.
5 Wees wijs ten opzichte van de mensen die niet bij de gemeente horen. Grijp elke kans om hun het goede nieuws te vertellen. 6 Alles wat jullie zeggen, moet altijd verstandig en wijs zijn. Zorg ervoor dat jullie altijd aan iedereen een goed antwoord kunnen geven.
7 Mijn vriend Tychikus zal jullie vertellen hoe het met mij gaat. Hij is mijn trouwe dienaar en medewerker in de Heer. 8 Ik heb hem gezegd dat hij jullie moet bezoeken. Dan kan hij zien hoe het met jullie gaat en kan hij jullie bemoedigen. 9 Hij komt samen met Onesimus, die bij jullie vandaan komt. Ook van hem houd ik erg veel. Tychikus en hij zullen jullie alles vertellen wat hier gebeurt.
10 Aristarchus, die samen met mij gevangen zit, doet jullie ook de groeten. Ook krijgen jullie de groeten van Markus, de neef van Barnabas. Ik had jullie al gezegd dat jullie hem gastvrij moeten ontvangen als hij bij jullie komt. 11 Ook Jezus Justus doet jullie de groeten. Deze drie broeders zijn hier mijn enige Joodse medewerkers. Zij werken samen met mij voor het Koninkrijk van God. Ze zijn voor mij een grote bemoediging geweest. 12 Epafras, die bij jullie vandaan komt, doet jullie de groeten. Ook hij is een dienaar van Jezus Christus. Hij bidt altijd vurig voor jullie dat jullie sterk en volwassen zullen worden in jullie geloof. Ook dat jullie in alles Gods wil zullen willen doen. 13 Ik weet dat hij heel hard voor jullie werkt, en ook voor de mensen die in Laodicea en in Hiërapolis wonen. 14 Ook mijn goede vriend dokter Lukas doet jullie de groeten, en Demas ook.
15 Doe de groeten aan de broeders en zusters in Laodicea. Doe ook de groeten aan Nymfas en de gemeente bij hem aan huis. 16 En als deze brief bij jullie is voorgelezen, moeten jullie ervoor zorgen dat hij ook wordt voorgelezen in de gemeente in Laodicea. En zorg ervoor dat jullie de brief te lezen krijgen die ik aan Laodicea heb geschreven. 17 Moedig Archippus aan om de taak die hij van de Heer heeft gekregen, ook helemaal te doen.
18 Ook ik, Paulus, schrijf jullie zelf een groet.[c] Denk aan mij hier in de gevangenis. Ik bid dat God in alles goed voor jullie zal zijn.
56 Maar ze daagden God weer uit.
Ze waren koppig tegen de Allerhoogste God.
Ze hielden zich niet aan zijn bevelen.
57 Net als hun voorouders waren ze ontrouw aan Hem.
Ze gingen de verkeerde kant op,
zoals kromme pijlen uit een slechte boog.
58 Ze maakten Hem kwaad met hun altaren voor de afgoden.
Ze maakten Hem jaloers met hun godenbeelden.
59 God zag hoe ontrouw ze waren.
In zijn woede liet Hij Israël in de steek.
60 Hij verliet zijn heiligdom in Silo,[a]
de plaats waar Hij bij de mensen woonde.
61 Hij liet de kist van zijn verbond
– de plaats waar Hij woonde –
door de vijanden meenemen als buit.
62 Hij liet zijn volk door de vijand doden,
omdat Hij vreselijk boos op hen was.
63 De jonge mannen werden gedood.
De meisjes hadden niemand meer om mee te trouwen.
64 De priesters werden vermoord.
De weduwen hadden geen tranen meer over.
65 Toen werd de Heer wakker,
zoals iemand die diep heeft geslapen,
zoals een held die overmoedig roept door de wijn.
66 En Hij doodde zijn vijanden terwijl ze vluchtten.
Hij versloeg hen volkomen.
67 Hij koos niet voor de stam van Jozef.
Hij wilde niet meer wonen bij de stam van Efraïm.[b]
68 Maar Hij koos de berg Sion uit
in het gebied van de stam van Juda,
de berg Sion waar Hij zoveel van houdt.
69 Daar bouwde Hij zijn heiligdom,
indrukwekkend als de hoogste bergen,
stevig en vast als de aarde.
70 En Hij koos zijn dienaar David uit.
Hij haalde hem weg bij de schapen.
71 David zou niet langer voor de schapen zorgen,
maar voor Gods eigen volk, het volk van Jakob.
72 David was een goede herder.
Hij leidde het volk rechtvaardig en wijs.
28 Beschuldig niemand van iets wat niet waar is.
Beweer geen dingen die gelogen zijn.
29 Denk niet: "Ik zal hem net zo behandelen, als hij mij behandeld heeft.
Dat doe ik bij iedereen."
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016