Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the CSB. Switch to the CSB to read along with the audio.

BasisBijbel (BB)
Version
Jeremia 35-36

Het voorbeeld van de familie van Rechab

35 In de tijd dat Jojakim, de zoon van Josia, koning van Juda was,[a] zei de Heer tegen mij: "Ga naar de mannen uit de familie van Rechab. Vraag hen om met je mee te gaan naar de tempel van de Heer. Breng hen daar in één van de kamers en geef hun wijn te drinken."

Toen nam ik alle mannen uit de familie van Rechab mee naar de tempel van de Heer. Dat waren Jaäzanja, de zoon van Jeremia, die een zoon was van Habazzinja, en al zijn broers en al zijn zonen. Ik bracht hen naar de kamer van de zonen van Hanan (Hanan was een zoon van de profeet Jigdalja). Die kamer ligt naast de kamer van de opzichter van de tempel, boven de kamer van poortwachter Maäseja, de zoon van Sallum. Ik zette kannen met wijn en bekers voor hen neer en zei tegen hen dat ze mochten drinken. Maar ze zeiden: "Wij drinken geen wijn. Want onze voorvader Jonadab,[b] de zoon van Rechab, heeft ons bevolen dat wij en onze kinderen nooit wijn mogen drinken. Ook mogen we geen huizen bouwen, geen akkers bewerken en geen wijngaarden aanleggen of bezitten. We moeten ons hele leven in tenten wonen. Hij zei dat we alleen dán lang zullen leven in het land hier, waar we als vreemdelingen wonen. Daaraan hebben we ons altijd gehouden. We hebben altijd gedaan wat onze voorvader Jonadab heeft gezegd. Daarom drinken we ons hele leven geen wijn. Onze vrouwen, zonen en dochters ook niet. Ook bouwen we geen huizen om in te wonen en bezitten we geen wijngaarden of akkers. 10 Maar we wonen in tenten. We hebben altijd alles gedaan wat onze voorvader Jonadab ons heeft bevolen. 11 Maar toen koning Nebukadnezar van Babel een oorlog tegen dit land begon, zijn wij voor het leger van de Babyloniërs en de Arameeërs naar Jeruzalem gevlucht. Daarom wonen we nu in Jeruzalem."

12 Toen zei de Heer tegen mij: 13 "Dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Zeg tegen de mannen van Juda en de bewoners van Jeruzalem: Hiervan zouden jullie iets kunnen leren! Waarom gehoorzamen jullie niet op dezelfde manier aan wat Ik tegen jullie gezegd heb? zegt de Heer. 14 Deze mannen drinken geen wijn omdat hun voorvader Jonadab dat tegen zijn zonen gezegd heeft. Tot de dag van vandaag hebben ze geen wijn gedronken. Ze zijn gehoorzaam geweest aan het bevel van hun voorvader. Maar júllie hebben nooit naar Míj willen luisteren, hoewel Ik aldoor tegen jullie sprak. 15 Ik stuurde steeds mijn profeten naar jullie toe. Steeds zeiden zij dat jullie moesten stoppen met de slechte dingen die jullie doen. Steeds zei Ik: 'Kom bij Mij terug! Stop met het dienen van andere goden! Dan zullen jullie in het land blijven wonen dat Ik aan jullie en jullie voorouders gegeven heb.' Maar jullie wilden niet naar Mij luisteren. 16 De zonen van Jonadab hebben geluisterd naar wat hun voorvader bevolen had. Maar dit volk wil niet naar Míj luisteren. 17 Daarom zegt de Heer, de God van de hemelse legers, de God van Israël: Let op, Ik laat over de bewoners van Juda en van Jeruzalem alle rampen komen waarmee Ik hen bedreigd heb. Want Ik heb tegen hen gesproken, maar ze hebben niet geluisterd. Ik heb hen geroepen, maar ze hebben Mij niet geantwoord."

18 Tegen de familie van Rechab zei ik: "Dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Jullie zijn gehoorzaam geweest aan het bevel van jullie voorvader Jonadab. Jullie hebben altijd alles gedaan wat hij jullie bevolen heeft. 19 Daarom beloof Ik jullie dat er altijd iemand in de familie van Rechab zal zijn die Mij zal dienen, zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël."

Baruch leest Gods woorden voor in de tempel

36 Toen Jojakim vier jaar koning van Juda was, zei de Heer tegen mij: "Schrijf in een boekrol alles op wat Ik je over Israël, Juda en de andere volken heb gezegd. Schrijf alles op wat Ik je tot nu toe gezegd heb. Begin bij de allereerste keer dat Ik tegen je sprak, in de tijd dat Josia koning was. Het volk van Juda moet horen wat er allemaal voor verschrikkelijke dingen zullen gaan gebeuren. Dan zullen ze misschien stoppen met de slechte dingen die ze doen, en bij Mij terugkomen. Dan zal Ik hun alles vergeven wat ze hebben gedaan."

Toen liet ik Baruch, de zoon van Neria, komen. Ik zei Baruch alles wat de Heer tegen mij gezegd had. En hij schreef dat allemaal op in de boekrol. Toen zei ik tegen Baruch: "Ik mag niet meer in de tempel van de Heer komen. Ga jij in mijn plaats naar de tempel van de Heer en lees daar de boekrol voor. Lees alles voor wat je hebt opgeschreven, alles wat de Heer gezegd heeft. Er zijn nu veel mensen in de tempel. Want het is een dag voor de Heer, een dag waarop ze niets eten. Lees het voor aan iedereen die daar is. Ook alle Judeeërs die uit de andere steden naar Jeruzalem zijn gekomen, moeten het horen. Misschien zullen ze God om genade smeken. Misschien zullen ze stoppen met alle slechte dingen die ze doen, en bij de Heer terugkomen. Want de Heer is woedend op zijn volk." Baruch deed wat ik had gevraagd. Hij las in de tempel van de Heer alles voor wat de Heer had gezegd.

Jojakim was toen vijf jaar koning van Juda. Die dag, in de negende maand, zouden de mensen niet eten, want het was een dag voor de Heer. Iedereen in Jeruzalem en iedereen die uit de steden van Juda naar Jeruzalem was gekomen, zou niet eten. 10 Toen las Baruch uit de boekrol alles voor wat de Heer gezegd had. Dat deed hij in de tempel van de Heer, in de zaal van Gemarja, een zoon van de schrijver Safan. Die zaal was aan het bovenste plein van de tempel van de Heer, dicht bij de Nieuwe Poort. Iedereen luisterde naar wat hij voorlas.

Baruch leest Gods woorden voor aan de leiders van het volk

11 Ook Michaja, de zoon van Gemarja, die een zoon was van Safan, hoorde het. 12 Hij ging naar het paleis van de koning, naar de kamer van de schrijver. Daar zaten alle leiders: de schrijver Elisama, Delaja de zoon van Semaja, Elnatan de zoon van Achbor, Gemarja de zoon van Safan, Zedekia de zoon van Hananja en alle andere leiders. 13 Michaja vertelde hun wat hij Baruch had horen voorlezen uit de boekrol. 14 Toen stuurden de leiders Jehudi (de zoon van Netanja, die een zoon was van Selemja, die een zoon was van Kushi) naar Baruch. Hij moest hem zeggen: "Kom ons de boekrol voorlezen die je daarnet aan de mensen hebt voorgelezen." Baruch ging met hem mee. 15 Ze zeiden tegen hem: "Ga zitten en lees ons alles voor." En Baruch las alles voor.

16 Toen ze alles hadden gehoord wat de Heer had gezegd, werden ze heel erg bang. Ze zeiden tegen elkaar: "Dit moeten we aan de koning gaan vertellen!" 17 En ze vroegen aan Baruch: "Hoe kom je aan de woorden die je hebt opgeschreven?" 18 Baruch antwoordde: "Jeremia heeft mij woord voor woord gezegd wat ik moest opschrijven." 19 Toen zeiden ze tegen Baruch: "Ga weg en verberg je ergens, samen met Jeremia. Laat niemand weten waar jullie zijn." 20 Toen gingen ze naar de koning. Maar de boekrol borgen ze op in de kamer van de schrijver Elisama. En ze vertelden de koning alles wat Baruch voorgelezen had.

De boekrol wordt voorgelezen aan de koning

21 Toen liet koning Jojakim de boekrol door Jehudi ophalen uit de kamer van de schrijver. En Jehudi las de boekrol voor aan de koning. Alle leiders van het land stonden rond de koning te luisteren. 22 De koning was op dat moment in zijn winterpaleis. Het was koud, want het was de negende maand. Daarom brandde vlak bij de koning een haardvuur. 23 De koning liet Jehudi steeds drie of vier kolommen voorlezen. Daarna sneed de koning dat deel er met een mes af en gooide het in het haardvuur. Tenslotte was de hele boekrol verbrand. 24 De koning en de leiders bij hem in de zaal waren helemaal niet onder de indruk van wat er in de boekrol stond. Ze kregen geen spijt van alles wat ze tegen de Heer verkeerd gedaan hadden. 25 Elnatan, Delaja en Gemarja hadden wel geprobeerd om de koning tegen te houden toen hij de boekrol wilde verbranden. Maar hij luisterde niet naar hen. 26 Daarna gaf de koning aan prins Jerachmeël bevel om samen met Seraja de zoon van Azriël en Selemja de zoon van Abdeël, de schrijver Baruch en mij gevangen te nemen. Maar de Heer zorgde ervoor dat ze ons niet konden vinden.

Baruch moet de woorden van God opnieuw opschrijven

27 De koning had de hele boekrol verbrand. Alles wat Baruch van mij had moeten opschrijven, was vernietigd. Toen zei de Heer tegen mij: 28 "Haal een nieuwe boekrol. Schrijf daarop precies hetzelfde als op de boekrol die koning Jojakim heeft verbrand. 29 En zeg tegen koning Jojakim: Dit zegt de Heer: U heeft deze boekrol verbrand. U heeft gezegd: 'Hoe durf je op te schrijven dat de koning van Babel dit land zal komen verwoesten en dat er geen mens of dier in zal overblijven?' 30 Daarom zegt de Heer: Koning Jojakim, u zal geen zoon hebben die na u koning van Juda zal zijn.[c] Er zal geen troonopvolger zijn uit de familie van David. En uw lijk zal buiten liggen, overdag in de hitte en 's nachts in de kou. 31 U, uw familie ná u en de leiders van het land zullen de gevolgen dragen van uw en hun slechtheid. Ik zal hen en de bewoners van Jeruzalem en Juda straffen met alle rampen die Ik in de boekrol heb genoemd. Al die rampen waarnaar u niet heeft willen luisteren, zullen gebeuren."

32 Ik haalde een nieuwe boekrol en gaf die aan Baruch. En hij schreef alles op wat ik hem zei en wat ook op de boekrol had gestaan die koning Jojakim verbrand had. En de Heer voegde er nog een aantal boodschappen over hetzelfde aan toe.

1 Timotheüs 5

Zorg voor de gemeente (vervolg)

Je zal af en toe ook streng moeten zijn tegen de mensen. Doe dat niet boos. Spreek tegen een oude man met respect, alsof hij je vader is. Spreek met jonge mannen alsof het je broers zijn, met oude vrouwen alsof ze je moeder zijn, met jonge vrouwen alsof ze je zussen zijn. Doe het op een manier die past bij iemand die bij God hoort.

Hulp aan de weduwen

Zorg voor de weduwen die helemaal niemand meer hebben. Maar als een weduwe kinderen of kleinkinderen heeft, moeten díe eerst aan hun eigen familie laten zien dat ze gelovigen zijn en dus voor haar zorgen. Door voor de oude mensen in hun familie te zorgen, bedanken ze de oude mensen voor wat deze vroeger voor hén hebben gedaan. Want dat wil God graag.

Een echte weduwe, dus één die helemaal alleen is, vertrouwt helemaal op God en bidt dag en nacht tot Hem. Maar een weduwe die er maar op los leeft, is levend dood. Leer ook deze dingen aan de mensen. Dan kunnen ze op de goede manier leven, zoals God het wil. Maar als iemand niet voor zijn familie wil zorgen, niet eens voor de familieleden die bij hem in huis wonen, dan is hij geen echte gelovige. Hij is zelfs nog erger dan een ongelovige.

De volgende weduwen mag je opnemen in de groep die door de gemeente verzorgd wordt: vrouwen van 60 jaar of ouder die met maar één man getrouwd zijn geweest. 10 Er moet van hen bekend zijn dat ze hun kinderen goed hebben opgevoed, dat ze gastvrij zijn geweest, dat ze de gelovigen hebben gediend, dat ze mensen in moeilijkheden hebben geholpen en voor iedereen goed zijn.

11 Maar jonge weduwen moet je niet in die groep opnemen. Want als hun liefde voor Christus minder wordt, willen ze trouwen. 12 Dan zijn ze schuldig, omdat ze hun eerdere belofte aan Christus hebben verbroken. 13 Maar ook zullen ze gauw lui worden, doordat ze niets te doen hebben. Dan wennen ze eraan om bij iedereen op visite te gaan. Dat is niet het ergste, maar daar houden ze zich alleen maar bezig met kletspraat en geroddel en met praatjes over dingen waar je niet over hoort te praten. 14 Daarom wil ik dat jonge weduwen weer trouwen, kinderen krijgen en voor hun huis en hun gezin zorgen. Dan geven ze de tegenstanders van het geloof geen kans om slechte dingen van hen te zeggen. 15 Want een paar van hen hebben het geloof al verlaten en zijn de duivel achterna gegaan.

16 Als een gelovige man of vrouw weduwen in de familie heeft, moet hij of zij zelf voor hen zorgen. Dan hoeft de gemeente dat niet te doen. Dan kan de gemeente voor de weduwen zorgen die dat werkelijk nodig hebben omdat ze helemaal geen familie hebben.

Leiders in de gemeente

17 Leiders in de gemeente die op een goede manier leiding geven, hebben recht op veel respect en op een goed loon. Vooral de leiders die de mensen het goede nieuws vertellen en die lesgeven in het woord. 18 Want de Boeken zeggen: 'Je mag een os die in de oogst werkt, geen muilkorf omdoen. Hij moet onder het werken kunnen eten.' En er staat ook: 'Een arbeider heeft er recht op om beloond te worden voor zijn werk.'

19 Behandel een klacht over een leider van de gemeente alleen, als er twee of drie mensen zijn die kunnen zeggen dat het waar is. 20 En als hij inderdaad iets verkeerds heeft gedaan, moet je hem bestraffen waar iedereen bij is. Dan zullen de andere mensen ook ontzag hebben en zijn slechte voorbeeld niet volgen. 21 Ik zeg je in de aanwezigheid van God, van Jezus Christus en van Gods engelen, dat je dit eerlijk moet doen, zonder dat je van tevoren je mening al klaar hebt over iets of iemand!

22 Leg niet zomaar iemand de handen op om hem te zegenen voor een bepaalde taak in de gemeente. Doe ook niet mee met de slechte dingen van anderen. Leef zoals God het wil.

23 Drink voortaan niet alleen maar water, maar ook een beetje wijn. Dat is beter omdat je zo vaak ziek bent en last hebt van je maag.

24 De ongehoorzaamheid van sommige mensen is zó duidelijk te zien, dat iedereen er al van weet vóór de dag van het oordeel. Bij andere mensen weet niemand er iets van. Dan wordt het pas later zichtbaar, op de dag van het oordeel. 25 Op dezelfde manier zijn ook de goede daden van sommige mensen voor iedereen te zien. Maar de goede daden die niet door anderen worden gezien, zullen niet verborgen kunnen blijven maar ook zichtbaar worden op de dag van het oordeel.

Psalmen 89:14-37

14 U bent machtig.
U bent sterk.
15 U heerst rechtvaardig.
In alles wat U doet bent U vol liefde en trouw.
16 Het is heerlijk voor de mensen als ze uw stem kennen.
Ze kunnen genieten, Heer, van uw aanwezigheid.
17 Elke dag juichen ze voor U.
Omdat U goed voor hen bent, worden ze machtig.
18 Want U bent hun kracht.
Door uw goedheid zal het goed met ons gaan.
19 De Heer heeft ons een koning gegeven
die ons beschermt als een schild.

20 U heeft vroeger tegen uw dienaar[a] gezegd:
"Ik heb iemand uit het volk uitgekozen.
Hem heb Ik tot een machtige held gemaakt.
Ik zal hem altijd helpen.
21 Ik heb mijn dienaar David uitgekozen.
Met mijn heilige zalf-olie heb Ik hem tot koning gezalfd.
22 Ik zal hem altijd leiden.
Ik zal hem sterk en machtig maken.
23 Geen vijand zal hem verslaan,
geen schurk zal hem kwaad doen.
24 Ik zal zijn vijanden voor zijn ogen doden.
De mensen die hem haten, zal Ik straffen.
25 Ik zal altijd goed voor hem zijn.
Ik zal hem altijd trouw zijn.
Dankzij Mij zal hij machtig worden.
26 Ik zal ervoor zorgen
dat hij zal heersen over zeeën en rivieren.
27 Hij zal tegen Mij zeggen: 'U bent mijn Vader, mijn God, de rots onder mijn voeten.'
28 Ik zal hem tot mijn oudste zoon maken,
tot de machtigste koning van de aarde.
29 Voor altijd zal Ik goed voor hem zijn.
Ik zal Mij voor eeuwig houden aan mijn verbond met hem.
30 Zijn familie zal voor altijd blijven bestaan.[b]
Zijn familie zal heersen zolang de hemel bestaat.
31 Maar als zijn zonen zich niet aan mijn wetten houden,
als ze niet leven zoals Ik het wil,
32 als ze Mij niet willen gehoorzamen
en niet willen doen wat Ik zeg,
33 dan zal Ik hen met rampen straffen
voor hun ongehoorzaamheid.
34 Maar van David zal Ik altijd houden.
Ik zal hem altijd trouw zijn.
35 Ik zal Mij altijd aan mijn verbond houden.
Ik zal mijn belofte niet breken.
36 Ooit heb Ik bij Mijzelf gezworen (en hoe zou Ik tegen David kunnen liegen!):
37 "Zijn familie zal voor altijd blijven bestaan.
Zijn familie zal regeren, zolang als de zon zal bestaan,

Spreuken 25:25-27

25 Een goed bericht uit een ver land
is net zo heerlijk als koel water voor een dorstig mens.

26 Als een goed mens toegeeft aan een slecht mens,
is hij als een modderige bron of een waterput met slecht water.

27 Het is niet goed om veel honing te eten.
Maar het onderzoeken van moeilijke zaken is een eer voor je.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016