The Daily Audio Bible
Today's audio is from the NRSVUE. Switch to the NRSVUE to read along with the audio.
54 Hoor! Er is geschreeuw in Babel, een grote ramp in het land van de Babyloniërs. 55 Want Ik verwoest Babel en leg haar grote mond het zwijgen op. De legers overspoelen het land als woeste, machtige golven. Dreunend klinkt hun geluid. 56 Want de verwoester is naar Babel gekomen. Babels helden worden gevangen genomen. Hun wapens worden gebroken. Want Ik ben een God die straft: Ik geef de mensen hun verdiende loon. 57 Ik voer Babels leiders, wijzen, bestuurders van provincies en van steden dronken. Ze zullen ervan in slaap vallen en nooit meer wakker worden, zegt de Koning, de Heer van de hemelse legers. 58 Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Babels dikke muur zal tot de grond worden afgebroken. De hoge poorten zullen worden verbrand. Alles wat Babel en de andere volken doen, zal voor niets geweest zijn. Want alles gaat in vlammen op."
59 Dit is de boodschap die ik meegaf aan Seraja, de zoon van Neria, toen Seraja door koning Zedekia van Juda naar Babel werd gestuurd. Zedekia was toen vier jaar koning. Seraja was het hoofd van het paleispersoneel. 60 Alles wat er met Babel zou gaan gebeuren, schreef ik op in een boekrol. 61 En ik zei tegen Seraja: "Als je in Babel komt, moet je dit allemaal voorlezen. 62 Als je daarmee klaar bent, moet je zeggen: 'Heer, U heeft over deze stad gezegd dat U haar zal vernietigen, dat er geen mens of dier meer zal wonen. U heeft gezegd dat deze stad voor altijd in puin zal blijven liggen.' 63 Als je klaar bent met lezen, bind dan een steen aan deze boekrol en gooi hem midden in de Eufraat. 64 Zeg daarbij: 'Zoals deze boekrol zinkt, zo zal ook Babel zinken en nooit meer bovenkomen, door de ramp die God over Babel zal brengen.'
Dit is alles wat ik heb gezegd.
Jeruzalem wordt veroverd
52 Zedekia was 21 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 11 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Hamutal. Ze was een dochter van Jeremia uit Libna.[a] 2 Zedekia leefde niet zoals de Heer het wilde, net zoals koning Jojakim had gedaan. 3 Daardoor werd de Heer zó woedend op Jeruzalem en Juda, dat Hij niets meer met hen te maken wilde hebben.
Toen Zedekia negen jaar koning was, kwam hij in opstand tegen de koning van Babel. 4 Op de tiende dag van de tiende maand van dat jaar trok koning Nebukadnezar daarom van Babel met zijn hele leger naar Jeruzalem. Hij omsingelde de stad. 5 Anderhalf jaar lang lag zijn leger rond de stad. 6 Op de negende dag van de vierde maand werd er een gat geslagen in de muur van de stad. Dat was toen Zedekia 11 jaar koning was. Er was inmiddels grote hongersnood in de stad. Ook in de rest van het land was er geen brood meer. 7 Toen vluchtten de soldaten 's nachts uit de stad weg, door de poort tussen de twee muren bij de paleistuin. Ze vluchtten over de weg naar de vlakte. Het leger van de Babyloniërs lag rond de stad. 8 En de Babyloniërs achtervolgden het leger van Juda en hun koning. Ze haalden Zedekia in op de vlakte van Jericho. Het leger raakte van hem gescheiden en werd uiteen geslagen. 9 Ze grepen de koning en brachten hem naar de koning van Babel in Ribla, in het land van Hamat. 10 De koning van Babel liet weten hoe hij hem zou straffen. Daarna liet hij Zedekia's zonen daar voor zijn ogen doden. Ook alle leiders van Juda liet hij in Ribla doden. 11 Daarna liet hij Zedekia blind maken en met twee ketenen boeien. Toen bracht hij hem naar Babel en zette hem tot zijn dood in de gevangenis.
De verwoesting van de stad en de tempel
12 Daarna trok de aanvoerder van de lijfwacht, Nebuzaradan, Jeruzalem binnen. Dat was op de tiende dag van de vijfde maand, toen Nebukadnezar 19 jaar koning van Babel was. 13 Hij stak de tempel van de Heer en het koninklijk paleis in brand en ook alle huizen van de belangrijke mensen van Jeruzalem. 14 En hij liet zijn leger de muren van Jeruzalem afbreken. 15 De arme mensen die eerst nog in de stad en in het land waren achtergelaten, én iedereen die naar de koning van Babel was overgelopen, nam Nebuzaradan gevangen mee naar Babel. 16 Hij liet alleen een klein aantal van de allerarmste mensen in het land achter. Zij moesten voor de akkers en wijngaarden zorgen.
17 Verder braken de Babyloniërs in de tempel van de Heer de koperen pilaren, de grote koperen waskom en de onderstellen daarvan in stukken. En ze namen al dat koper mee naar Babel. 18 Ook de koperen potten, scheppen, vorken, offerschalen en wierookschalen, dus al het koperen gereedschap dat bij de offers gebruikt werd, namen ze mee. 19 Nebuzaradan nam zelf alles mee wat van goud of zilver was: schotels, vuurpannen, offerschalen, potten, kandelaren, schalen en kommen. 20 De twee pilaren, de grote koperen waskom en de onderstellen daarvan in de vorm van twaalf koperen ossen waren vroeger door koning Salomo voor de tempel van de Heer gemaakt. Er was zoveel koper voor gebruikt, dat het allemaal niet te wegen was. 21 De pilaren waren 18 el (8,10 meter) hoog, met een omtrek van 12 el (5,40 meter). Ze waren hol. De wand was vier vingers dik. 22 Bovenop de pilaren zat een koperen sierstuk van 5 el (2,25 meter) hoog. Daar omheen zat een koperen netwerk, versierd met granaatappels. 23 Er zaten 100 granaatappels aan elk netwerk, maar er waren er maar 96 te zien.
24 Ook nam Nebuzaradan nog een aantal mensen gevangen: de hoofdpriester Seraja, de tweede priester Zefanja, de drie deurwachters, 25 één hofdienaar die het bevel had gehad over het leger, zeven raadgevers van de koning die nog in de stad gevonden werden, de schrijver van de legeraanvoerder die uit het hele land de mensen opriep voor dienst in het leger, en 60 gewone mannen uit de stad. 26 Deze nam hij mee naar de koning van Babel in Ribla. 27 En de koning van Babel liet hen daar doden. Zo werd het volk van Juda gevangen uit zijn land meegenomen.
28 In totaal nam Nebukadnezar een groot aantal mensen uit Juda mee. Toen hij zeven jaar koning was nam hij 3.023 Judeeërs gevangen mee. 29 Toen hij 18 jaar koning was nog 832 Jeruzalemmers. 30 En toen Nebukadnezar 23 jaar koning was nam de aanvoerder van de lijfwacht, Nebuzaradan, nog 745 Judeeërs mee. In totaal 4600 mensen.
Jojachin en de koning van Babel
31 Toen koning Jojachin van Juda 37 jaar in Babel gevangen zat, werd Evil-Merodach koning van Babel. Hij liet Jojachin uit de gevangenis halen. Dat was op de 25e dag van de twaalfde maand. 32 Hij was vriendelijk tegen hem en gaf hem de belangrijkste plaats onder de andere koningen die bij hem in Babel waren. 33 Hij gaf hem nieuwe kleren. Jojachin mocht voortaan regelmatig bij de koning van Babel aan tafel eten. 34 Ook zorgde de koning van Babel ervoor dat Jojachin tot aan zijn dood elke dag voldoende te eten en te drinken had.
Leefregels voor de gelovigen (vervolg)
3 Leer de mensen dat ze moeten gehoorzamen aan de regering. Ook aan andere mensen die boven hen staan. Ze moeten altijd bereid zijn om het goede te doen. 2 Leer hen dat ze geen slechte dingen mogen rondvertellen over andere mensen en geen ruzie mogen maken. Ze moeten tegen iedereen vriendelijk en geduldig zijn.
Onze redding
3 Vroeger waren wij zelf ook verblind, ongehoorzaam, verdwaald en de slaaf van allerlei verkeerde verlangens. We leefden in een wereld van haat: we haatten andere mensen en werden zelf gehaat. 4 Maar toen kwamen de vriendelijkheid, goedheid en mensenliefde van God onze Redder. 5 Hij redde ons door het bad van de nieuwe geboorte.[a] Hij maakte ons helemaal nieuw door de werking van zijn Heilige Geest. Hij deed dat niet omdat wij dat verdiend hadden met de dingen die we hadden gedaan. Nee, Hij deed dat omdat Hij medelijden met ons had. 6 Toen heeft Hij de Heilige Geest rijkelijk over ons uitgestort. Dat kon Hij doen door wat Jezus Christus, onze Redder, heeft gedaan. 7 Dankzij Gods goedheid werden we vrijgesproken van schuld. Zo werden we Gods kinderen. En zo kon Hij ons het eeuwige leven laten erven.
8 Dit is de waarheid. Daarom wil ik dat je over deze dingen vaak en duidelijk spreekt. Dan zullen de mensen die op God vertrouwen hun best doen om goede dingen te doen. Want dat is goed en nuttig. 9 Maar houd je niet bezig met zinloze discussies, namenlijsten[b] en geruzie en gekibbel over de wet van Mozes. Want dat is allemaal nutteloos en zinloos.
10 Waarschuw mensen die verdeeldheid in de gemeente veroorzaken. Als ze na een tweede waarschuwing nog niet naar je willen luisteren, moet je hen de gemeente uitzetten. 11 Want je weet dat zulke mensen echt helemaal de weg zijn kwijtgeraakt. Want ook al weten ze dat ze verkeerd bezig zijn, toch gaan ze door met hun ongehoorzaamheid aan God. Daardoor hebben ze zichzelf al veroordeeld.
Slot
12 Ik zal Artemas of Tychikus naar je toesturen. Doe je best om daarna zo snel mogelijk naar mij toe te komen in Nikopolis. Want ik heb besloten om daar de winter door te brengen.
13 Help de wetgeleerde Zenas en ook Apollos aan alles wat ze nodig hebben voor hun reis, zodat ze nergens tekort aan hebben. 14 Leer de gemeente om een voorbeeld voor anderen te zijn, door goede dingen te doen. Dan zijn ze zinvol bezig en kunnen ze anderen geven wat er nodig is.
15 Je moet de groeten hebben van iedereen die bij mij is. Doe de groeten aan de mensen die in het geloof van ons houden. Ik bid dat God in alles goed voor jullie zal zijn.
Psalm 100
1 Een lied.
Alle mensen op aarde,
juich voor de Heer!
2 Dien de Heer met blijdschap.
Kom vrolijk zingend naar Hem toe.
3 Geef toe dat de Heer God is.
Hij heeft ons gemaakt en wij zijn van Hem.
We zijn zijn volk, zijn schapen, en Hij is onze Herder.
4 Ga met een danklied zijn poorten binnen.
Kom met een danklied naar het plein van zijn heiligdom.
Prijs de Heer! Dank Hem!
5 Want de Heer is goed.
Zijn liefde duurt voor eeuwig.
Zijn trouw houdt nooit op.
18+19 Iemand die zijn vriend bedriegt
en daarna zegt: "Het was maar een grap!"
lijkt op een dwaas die doet alsof hij kwaad is
en voor de grap brandende pijlen afschiet of met stenen gooit.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016